'

Woordenlijst Nederlands - Javaans

 

DE SPELLING

Hieronder geven wij de spelling van het Javaans, die wij in de woordenlijst zullen gebruiken.

Letter Uitspraak Nederlands Javaans

a a (1) tak rambut, adat

a aa (2) maar kathah, sawah

â o pot télâ, wârâ-wârâ. In de nieuwe spelling wordt het dakje op de â niet meer gebruikt.

c tj kwartje pecel, kancil

d d (3) drie désâ, adat

dh d (4) gedhang gorèng,dhawet

e e (5) bericht seneng, ketan

è e nek kethèk, roti rèmbès

é ee been kowé, jaran képang

g g goal gamelan, gendhing

i i dik wis, baril

i ie zie siji, ireng, mari

j dj 'djogo' Jâwâ, jogèd

ng ng zingen mangan, tangan

ny nj oranje nyonya, banyu

k (niet helemaal uitgesproken 'k') pencak silat

o oo oom omah

t t (3) twee teri, trasi

th t (4) lonthong, bathik

u oe koe lurah, utang

u oo oor sepur, janur

y j jarig wayang, tayub

 

(1) korte a

(2) lange a

(3) met tongpunt tegen voortanden

(4) met tongpunt tegen gehemelte

(5) toonloze e

De letters f en v worden in het Javaans niet gebruikt. Als er in deze taal leenwoorden zijn, waarin deze letters voorkomen,dan worden de f en v uitgesproken en geschreven als p.

Bijvoorbeeld: foto -uitspraak poto.

 

OPGELET!!!

De woordenlijst bevat zowel woorden in het Ngoko, Krâmâ als Krâmâ-inggil.

De woorden zijn te herkennen door de aanduidingen tussen de haakjes (..) achter de javaanse woorden.

Woorden met (n) zijn Ngoko-woorden, met (k) Krâmâ-woorden en (ki) Krâmâ-inggil-woorden.

 

Nederlands Javaans

 

A

aan (plaats) -ing

aan (persoon) -marang(n), dhateng(k)

zich aaneensluiten, samenvoegen -kumpul(n), kempal(k)

aangebracht, gegeven -dikèki(n), dipunkèki(k)

aangebrand -gosong

aangekweekt -pupon

aangekomen, tot -tekan(n), dumugi(k)

aangenaam,gemakkelijk,zich prettig voelen -kepénak(n). sekécâ(k)

aangezien -awit

aan 't hoofd staan van -ngepalani

aanklacht, klacht, beklag, klagen -kelah

aanleiding -jalaran

zonder aanleiding -tanpâ prakârâ

aanplant -tanduran(n), taneman(k)

aanschouwen, gaan kijken(naar vertoning) -nonton(n), ningali(k), mriksani(ki)

aanstaande -ngarep(n), ngajeng(k)

mechanische aansteker -rèk-jeklèkan

aantal, het aantal, hoeveelheid -kèhé(n), kathahipun(k)

aantreffen -ketemu(n), kepanggih(k)

aantrekkelijk -narik ati

aanvoergoot -tulakan

aanwijzen -nuduh

aanzienlijke -wong gedhé

aardbeving -lindhu

aarde -alam donyâ, bumi

aarde, grond -lemah(n), siti(k)

aardkluit -prongkolan

aardrijkskunde -ngèlmu bumi

aars, anus -silit

abonnee -lengganan

zich abonneren op -dadi lengganané(n), dados lenggananipun(k)

abonnementsprijs -dhuwit lengganan(n), artâ lengganan(k)

abonnementsbewijs -pethuk lengganan

abuis, fout -keliru, klèru(s)

academie, hogeschool, universiteit -sekolahan luhur

accuraat -alus

acht (8) -wolu

achter -ing buri(n), ing wingking(k)

achter elkaar -ngarep-mburi(n), ngajeng wingking(k)

achterdeur -lawang mburi(n), konten wingking(k)

achterhoofd -endhas buri(n), sirah wingking(k),

mustâkâ wingking(ki)

achtervolgen -nyusul

achteruit -mundur

achteruitgaan -mundur

achteruit doen gaan -ngunduraké(n), ngunduraken(k)

achttien (18) -wolulas

adamsappel -kâlâmenjing

adem, ademen, ademhaling -ambekan

ademen, adem, ademhaling -ambekan

ademhaling, adem, ademen -ambekan

ader -urat getih(n), urat rah(k)

af, afgelopen, afgedaan, gereed -wis(n), sampun(k)

afbeelding, illustratie, plaat, tekening -gambar

afdalen, afstappen, uitstappen, dalen -medhun(n), mandhap(k), tumedhak(ki)

afdeling -bagéan, apdéling

afgebroken -sempal

afgedaan, af, afgelopen, gereed (reeds) -wis(n), sampun(k)

afgelopen, af, afgedaan, gereed (reeds) -wis(n), sampun(k)

afgelopen, klaar -rampung

afhankelijk van -gumantung ânâ(n), gumantung wonten(k)

afkomst(ig) -asal

afkomstig van -asalé(n), asalipun(k)

zich laten afleiden (spelen i.p.v. werken) -salah-wèngwèng

afmeten -taker

africhten, leren -ngajari

afscheid -pamit

afscheid nemen, afscheid v. elkaar nemen -pamitan

afspraak, afspraak maken, afspraak afspreken -semayan(n), semadosan(k), janji

de afspraak maken,dat..., de toezegging geven,dat... -janji dhisik

afspreken met ... -prajanjiyan, semayan karo(n), semadosan kaliyan(k)

afspreken ...om -prajanjiyan, semayan...arep(n),semadosan... badhé(k)

zich niet houden aan ‘n afspraak (bij geliefden) -mblenjani

afstammelingen -anak putu

afstand, de afstand -dohé(n), adohé(s)(n), tebihipun(k)

op ‘n afstand blijven, verwijderd blijven -ngadoh(n), nebih(k)

afstappen, afdalen, uitstappen, dalen -medhun(n), mandhap(k), tumedhak(ki)

afvoergoot -patusan

in afwachting van... -ngentèni(n), ngentosi(k)

afzonderlijk gehouden -didèwèkaké(n), dipun piyambakaken(k)

agent, politie -sekaut

al, reeds -wis(n), sampun(k)

alarmsein, alarmsignaal -titir

alarmsignaal, alarmsein -titir

aldus, zo, zulk, dergelijk -kâyâ mengkéné, mengkono, ngéné, ngono(n),

kados makaten(k)

alle, alles, geheel -kabèh, kabèhan(n), sedâyâ(k)

allebei -karo pisan(n), kalih pisan

geheel alleen -ijèn

alleen, eigen, zelf -dhéwé(n), piyambak(k)

allen -pâdhâ(n), sami(k)

alles, alle, geheel -kabèh, kabèhan(n), sedâyâ(k)

alles, alle zaken -samubarang(n), samukawis(k)

als, indien -yèn, nèk(n), menawi(k)

alsof, zoals -kâyâ déné(n), kados déné(k)

alstublief,alsjeblief, wees zo goed -mânggâ, sumânggâ, amit

ander(e) -liyâ(n), sanès(k)

anders, niet ‘t zelfde, verschil, onderscheid -bédâ

anders... -yèn ora...(n), menawi mboten...(k),

mundhak(n), mindhak(k)

angstig -giris

angstig, gevaarlijk -nyamari

antwoord -balesan, wangsulan

antwoord op een vraagstuk, oplossing -jawaban

antwoorden -semaur

anus, aars -silit

appendix -usus buntu

April -April

arbeid -kerjanan

arbeiden -kerjâ(s),

nyambut gawé(n), nyambut damel(k)

arbeidscontract -Perjanjian beburuhan(n), -beberahan(k)

Prajanjian bab beburuhan(n),

Prajanjian bab beberahan(k)

arbeidsinspectie -Pengawasan beburuhan(n), -beberahan(k)

sepèksi arbèt beburuhan(n),

sepèksi arbèt beberahan(k)

arm -mlarat

arm (lichaamsdeel) -lengen

armband -gelang

arresteren -nangkep

as -awu

Augustus -Agustus

auto -montor

‘s avonds -mbengi, bengi(n), ndalu, dalu(k)

bij ‘t vallen van de avond -wayah surup(n), wanci serap(k)

azijn -cokak

B

baadje, jas -klambi(n), rasukan(k)

baal, jutezak -karung

baard -jénggot

baby, zuigeling -bayi

bacove, banaan -gedhang(n), pisang(k)

baddoek, handdoek -andhuk

baden -adus(n+k), siram(ki)

bak (gemetseld) -jedhing

bakkebaard -godhèg

bakken -nggorèng

bamboe -pring(n), deling(k)

bamboespaan -solèd, wangkil

banaan, bacove -gedhang(n), pisang(k)

bang, vrees, vrezen -kuwatir(n),kuwatos(k),wedi(n),ajrih(k)

bang,ongerust (dat er iets gebeurd),verdacht,onveilig -samar

bankbiljet -dhuwit kertas(n), artâ kertas(k)

beetgenomen -diakali

bed, slaapbank -ambèn, bèdhi(s)

bedanken: -dank betuigen -ngucap trimâ-kasih karo(n), matur nuwun kaliyan(k)

-ontslaan -mocot, dipocot

-aftreden als -nyuwun lèrèn dadi(n), nyuwun kèndel dados(k)

-abonnement opzeggen -nyuwun lèrèn dadi lengganan(n),

nyuwun kèndel dados lengganan(k)

-afwijzen -ngemohi, di-emohi

bediende -abdi

bedijken -mbendungi

bedorven, rottend, verrot -bosok

bedot, beetgenomen -diakali

beëindigen -dirampungi, dirampungaké

been, voet -sikil(n), suku(k), sampéyan(ki)

been (bot) -balung(n), tosan(k)

scheenbeen -gares

beetgenomen, bedot -diakali

beetpakken, pakken, grijpen -nyekel(n), nyepeng(k)

begeleiden, wegbrengen -ngeteraké(n), ngeteraken(k)

begieten -grujug(s)

begrijpen -ndunung

begin -wiwit

beginnen, begin -wiwit

te beginnen met, beginnen -molai(n), mélai(k)

begrijpen -ngerti(n), ngertos(k), dunung(s)

behalve -kejâbâ(n), kejawi(k)

behandelen -nambani

verkeerde behandeling, mislukt -salah kedadèn(n), salah kedadosan(k)

behoefte -kabutuhan

behoorlijk, fatsoenlijk gedrag -pantes

bekend -kaweruh(n), kasumerep(k)

beker -gelas plastik

bekijken, gadeslaan -nyawang

bekken, tobbe, wasteil -tobo(s)

beklag, aanklacht, klacht, klagen -kelah

bekomst verzadigd, genoeg hebben -wareg(n), tuwuk(k)

beladen -momoti

belangrijk, belang -penting, abot

beleefd -alus

beleefdheid -andap asor

beleefdheidsvormen -tâtâ-prunggu

belemmering, verhindering -alangan, alang-alangan

de belofte krijgen -disaguhi(n), dipunsagahi(k)

beloning -opah, opahan(n), épah, épahan(k)

beloofd, toegezegd -dijanjèkaké(n), dijanjèni

beloofd -disaguhaké(n), dipunsagahaken(k)

beloond worden -diganjari

beloven (iets te zullen doen), aannemen -saguh, sagoh(n), sagah(k)

bemesten -ngrabuki

bemind worden -ditresnani

beminnen, liefhebben -nresnani

elkaar beminnen -sih-sinihan

zich onnodig bemoeien met -salah gemèn

naar beneden gaan -mengisor(n), mengandap(k)

naar beneden gaan/komen, dalen -mudhun(n), mandhap(k)

naar beneden gaan/komen, (af)dalen, -medhuk, mudhun(n), mandhap(k),

af-/uitstappen, dalen(prijs) tumedhak(ki)

benoemen tot, veroorzaken -ndadèkaké(n), ndadosaken(k)

benoemen -dijenengaké

beplanten -nanduri(n), nanemi(k)

beproeving -cobané

berechting -pengadilan, penghukuman

berg, gebergte -gunung(n), redi(k)

berging, bewaarplaats, vat -wadhah

bericht, nieuws -kabar(n+k), wartâ(n), wartos(k)

bericht krijgen -dikabari

beschadigen, vernielen, verstoren -ngrusak(n), ngrisak(k)

beschrijven -nulisi(n), nyerati(k)

beslissing -putus, putusan

bespreken,beraadslagen,in overleg treden -ngrembug(n), ngrembag(k)

besproeien, gieten, begieten -nyiram, nyirami

bestaan -ânâ

bestelling -welingan

bestuur (vereniging, college) -pangrèh, pengurus (s)

bestuurslid -wargâ pangrèh, wargâ/anggotâ pengurus (s)

besturen -nyetir (auto), ngembat prajâ (land/republiek)

betekenen -têgêsé

betekenis -têgês

beter, gezond, over -waras(n), saras(k)

beter (ten opzichte van iets/zaak) -luwih becik

beter maken,genezen,medicijn geven -nambani

betoverd, van gedaante veranderd -salah rupâ

betrouwbaar -kenâ di-andel(n), kénging dipunandel(k)

bevatten -ngemu

bevelen, gelasten -kon, akon(n), kèn, akèn(k)

bevloeid worden -dilepi, dilelepi(n), dipunlelepi(k)

bevloeien -nglepi, ngelepi

bewaarplaats, berging, vat -wadhah

bewegen, beweging, zich bewegen -obah(n), ébah(k)

beweging, bewegen, zich bewegen -obah(n), ébah(k)

bewenen, wenen over -nangisi

bewerken -nggarap

bewijs, getuigenis -paseksèn, paseksi(s)

bewijsstuk -bukti

bewolkt -mendhung

bewoond -dienggoni wong

bezaaien, zaaien -nyebari, nyawuri

bezem, veger, stoffer -sapu

bezitten, hebben -duwé(n), gadhah(k), kagungan(ki)

bezoeken (hier: 'n zieke bezoeken) -niliki(n), nuwèni(k)

bezorgd, ongerust -sumelang

bezwaarlijk, zwaar, belangrijk -abot(n), awrat(k)

veel bezwaren ondervinden, last die men ondervindt -kangèlan

bij -ing

bij elkaar -kumpul(n), kempal(k)

bijdoen -nambahi

bijdrage,contributie,kontributie (vereniging) -urunan, sokongan (s)

bijdragen (tot de kosten van feest, bouwwerk etc.) -urun

bijéén voegen, één maken -nunggalaké(n), nunggilaken(k)

bijeenbrengen, samenbrengen -nglumpukaké, diklumpukaké(n),

nglempakaken, dipunklempakaken(k)

bijeenkomst, vereniging -kumpulan(n), kempalan(k)

bijl -kampak

bijna -mèh

bijvoegen -nambahi

bijvoeglijk naamwoord -tembung kahanan

bijvoorbeeld -upâmâ(n), upami(k)

billen -bokong(n+k), bocong(ki)

binnen -njeroné(n), lebetipun(k)

binnendringen -mrasuk

binnenkomen, naar binnen gaan/komen -mlebu(n), mlebet(k)

blad (van plant,roeispaan, deur) -godhong(n), ron(k)

blauw -biru

blauwachtig -semu biru

blauwzwart (indigo) -wulung

‘t bleek dat -jebul

blij -bungah(n), bingah(k)

blij met, blij over iets -bungah(n), bingah(k)

bliksem -kilat, kilap

bloed -getih(n), rah(k)

bloeien -akembang(n), asekar(k)

bloem -kembang(n), sekar(k)

bloementuin -taman

moestuin -kebon

bloemzaad -wiji kembang(n), wiji sekar(k)

blom -gandum

bluf, bluffen -sombong

bode, ‘n bode, boodschap sturen -kongkonan(n+k), putusan(ki)

boek -buku

bonen -kacang

boodschap sturen, bode, ‘n bode -kongkonan(n+k), putusan(ki)

boom -wit, uwit

boom met bloemen -wit kembang

boomstronk -tunggak

booswicht, schurk, deugniet -bangsat

boot, schip -kapal laut, boto(s)

bord -piring

bord (plat) -piring cepèr

bord (diep) -piring kuwung

borst(kas) -dhâdhâ(n+k), jâjâ(ki)

(vrouwelijke) borsten -susu(n+k), prembayun,payudârâ(ki)

borstholte -pulung ati(n), pulung manah(k), pulung galih(ki)

bos, woud -alas(n), wânâ(k)

in botsing komen -ketabrak

bot (niet scherp) -kethul

bot, been -balung(n), tosan(k)

bouwen, overeindzetten -ngadegaké(n), ngadegaken(k)

boven -dhuwur(n), nginggil(k)

bovendien, en -tur

bovennatuurlijke kracht -kesêktèn

bovennatuurlijke kracht bezitten -sêkti

zich branden -keslomod

branden (hier: roosteren) -mbakar

in brand geraakt -kobong

in brand gestoken -diobong

breed, ruim, wijd -âmbâ(n), wiyar(k)

verbreden -diambani, diambakaké(n),

dipunwiyari, dipunwiyaraken(k)

brengen, meenemem -nggâwâ(n), mbektâ(k)

brief, contract, bewijsstuk -layang(n), serat(k)

broek -kathok

broer (oudere broer) -kakang(s)

oudere broer, man door echtgenote aangesproken -kang mas

eigen broeder of zuster -sedulur tunggal kringkel, sedulur tunggal welad

broertje (jongere broer) -adhik(s), kakang adhi

brokkelig, dood (hout, tak) -gapuk

brood -roti

brug -kreteg, broki(s)

bruid -mantèn wédok(s), pangantèn [wadon(n),

èstri(k), putri(ki)]

bruidegom -mantèn lanang(s), pangantèn [lanang(n),

jaler(k), kakung(ki)]

bruidspaar -mantèn(s), pangantèn [lanang-wadon(n),

jaler-èstri(k), kakung-putri(ki)]

bruidstoet -arak-arakan pangantèn

bruiloft houden (eigen) -[dadi(n), dados(k)] pangantèn

bruiloft vieren (van kind, dochter) -[duwé gawé(n), gadhah damel(k),

kagungan damel(ki)] mantu

gouden bruiloft -mulyaké [olèhé pâdhâ(n), anggènipun

sami(k)] kawin [mas(n), jené(k)]

koperen bruiloft -mulyaké [olèhé pâdhâ(n), anggènipun

sami(k)] kawin kuningan

zilveren bruiloft -mulyaké [olèhé pâdhâ(n), anggènipun

sami(k)] kawin slâkâ

bruiloftfeest -manton

bruiloftsdag -[olèhé dadi(n), anggènipun dados(k)]

pangantèn

adatbruiloft -[temu(n), panggih(k)] pangantèn

bruin -abang tuwâ(n), abrit sepuh(k)

donkerbruin -sawo mateng, coklat

kastanjebruin -dragem

lichtbruin -semu abang(n), semu abrit(k)

buffel -kebo(n), maésâ(k)

buigen -mbungkuk(s)

buiten -ing njâbâ(n), ing jawi(k)

buiten -njabané(n), njawinipun(k)

naar buiten komen, eruit gaan -metu(n), medal(k), miyos(ki)

buik, maag -weteng(n+k), padharan(ki)

buikpijn -lârâ weteng(n), sakit weteng(k)

bukken -njengking(s)

bureau, kantoor -kantor

buren, buur, buurman, buurvrouw -tânggâ

bus -montor bus

C

cent -sak-sèn, se-sèn

½ cent -sepèsèr, sebribil

2½ cent -sebénggol, sebènggol, segobang

centrifuge -puteran

cijfer -ângkâ

‘n condoléantiebezoek gaan brengen bij -nglayad

condoleren, deel nemen in iemands smart -bélâ sungkâwâ, ngaturaké bélâ sungkâwâ

contract, brief, bewijsstuk -layang(n), serat(k)

contract, overeenkomst -prajanjian, prajanjiyan

contributie,kontributie (vereniging),bijdrage -urunan, sokongan (s)

D

daar -ing kono(n), ing griku(k)

daarheen(gaan) -mrono(n), mriku(k)

daarna, vervolgens -banjur(n), lajeng(k)

daarom -mulané(n), milanipun(k)

dadelijk, spoedig (bij een bevel, opdracht) -endang, ndang

dag -dinâ(n), dinten(k)

per dag -sedinâ(n), sedinten(k)

de hele dag -sedinâ muput

dag en nacht -rinâ wengi(n), rinten dalu(k)

om de andere dag -selang sedinâ(n), selang sedinten(k)

overdag, bij daglicht -awan(n), siyang(k)

dak -payon

dakgoot, watergoot, bevloeiingsgoot -talang

dank -panuwun(ki)

dank u wel, dank je wel, bedankt -kesuwun, matur kesuwun, matur nuwun

dank u wel, dank je wel -trimâ kasih(n+k), nuwun trimâ kasih(ki)

darm -usus

dikke darm -babat

dat -iku, kuwi(n), punikâ(k)

December -Désember

deel -bagéan

deelgenoot (in beproeving) -bélâ

deken -kemul(n+k), singeb(ki)

denken aan, denken over -mikiri(n), manahi(k), menggalihi(ki)

dergelijk, zulk, aldus, zo -kâyâ mengkéné, mengkono, ngéné, ngono(n),

kados makaten(k)

dertien (13) -telulas(n), tigâwelas(k)

dertig (30) -telung puluh(n), tigang dâsâ(k)

deugniet, booswicht, schurk -bangsat

deur -lawang(n), konten(k)

deurmat -kèsèd, kèsètan

deurslot, sleutel -kunci

op slot, gesloten -dikunci

deze -iki(n), punikâ(k)

van dezelfde soort, van dezelfde groep -tunggalé(n), tanggilipun(k)

dicht opeen -dhesek-dhesekan

dichtbij -cedhak(n), celak(k), cedeg(s)

die (aanwijzend v.n.w.) -iku, kuwi(n), punikâ(k)

die (betreffende v.n.w.) -sing, kang(n), ingkang(k)

dief, inbreker -maling(n), pandung(k)

dienaar -abdi

diep -jero(n), lebet(k)

dier -kéwan

dierentuin -taman beburon

dij -pupu(n+k), wentis(ki)

dijk, dam -bendung, tanggul

dik (dingen) -kandel

dik (mens, dieren, planten) -lemu(n), lemâ(k)

dikke darm -babat

dikvloeibaar -kenthel

dikwijls -kerep

dinsdag -dinâ Selâsâ(n), dinten Selâsâ(k)

direct -tumuli(n), tumunten(k)

direkteur -dirèktur

dit -iki(n), punikâ(k)

doch, maar -nanging

doel: -waarop men mikt, mikpunt -kang diarah(n), ingkang ka-angkah(k)

-eindpunt v/e tocht -kang dituju(n), ingkang katuju(k)

-wat men zich voorstelt te doen, voornemen -kang kasedyâ(n), ingkang kasedyâ(k)

-uiteindelijke doel, doeleind -ancas, tujuhan

-zich iets tot doel stellen -ngancas

-zonder aanwijsbaar nuttig doel -tanpâ tanjâ

doel, dat men zich gesteld heeft -ancas

‘t doel bereiken, treffen -wis tutug kang kasedyâ(n),

sampun dumugi ingkang kasedyâ(k)

tot doel hebben, mikken op, zich wenden naar -nuju

doelloos: -zonder aanwijsbaar nuttig doel -tanpâ tanjâ

-voortlopen -tanpâ tuju

-nutteloos -ora ânâ kanggoné(n), boten wonten kanggènipun(k)

doelloos rondlopen -klintang-klinting

doelpunt -lebon(n), lebetan(k)

doeltreffend, doelmatig -bisâ olèh gawé(n), saged angsal damel(k)

doelwit -ancas

doen alsof, zich houden als -éthok-éthok

dol zijn op -seneng

dom -goblog(s)

donatie -dânâ dermâ

donateur, donatrice -wargâ dermâ, (ing)kang urun dânâ

donder -gludhug

donderdag -dinâ Kemis(n), dinten Kemis(k)

donker, duister, onwettig -peteng

donkerbruin -sawo mateng, coklat

dood -mati(n), pejah(k), sédâ(ki)

dood, gestorven -wis jenat

doof -budheg

door wie? -déning sâpâ?(n), déning sinten?(k)

niet doorgaan -ora sidâ, wurung(n), mboten siyos, wandé(k)

doorbraak, doorbreken, doorgebroken -ambrol

doorbreken, doorbraak, doorgebroken -ambrol

doorgebroken, doorbreken, doorbraak -ambrol

dorp -désâ(n), dusun(k)

dorpeling, plattelander -wong désa(n), tiyang dhusun(k)

draaien (in ‘t rond), wentelen, rondlopen -mubeng

drie (3) -telu(n), tigâ(k)

drieduizend (3000) -telung èwu(n), tigang èwu(k)

driehonderd (300) -telung atus(n), tigang atus(k)

drinken -ngombé(n+k), ngunjuk(ki)

drinken geven aan dieren -ngombèni

drinkglas -gelas, gelas beling

drinkwater -banyu ngombé(n), toyâ ngombé

droge tijd -mângsâ ketigâ

droge bladeren -klaras, blarak, runtah

droog gelopen, opgedroogd (sloot etc.) -asat

droog, in-, op-, uitgedroogd, dor, schraal -garing

druk(te), levendig(gezelschap, gesprek) -ramé

dubbeltje -sekethip, saécih(s)

duidelijk, zeker, zeker weten -ora samar

duim -jempol

duister -peteng

duizend (1000) -sèwu

bij duizenden -éwon

dun (plat) -tipis

dun, fijn -lembut(n), lembat(k)

dunvloeibaar -èncèr

durven -wani(n), purun(k)

dus -dadi(n), dados(k)

duur -larang(n), awis(k)

op den duur, tenslotte -lawas-lawas(n), dangu-dangu, lami2(k)

dwangarbeid -kerjâ peksan

dwars, dwarsliggen -malang

dwars leggen, dwars zetten -malangaké, dimalangaké

dwarsgoot -got malang

dwingen -meksâ, peksâ

E

echtgenoot -kakang, kang mas

echtgenote -bojo(n+k), garwâ(ki)

één (1) -siji(n), setunggal, setunggil(k)

één gulden -sepérak

één miljoen (1.000.000) -sak-milyun

één van beide, één van ze/allen -salah-siji(n), salah-setunggal(k)

één worden, één zijn -nunggal(n), nunggil(k)

één maken, bijéén voegen -nunggalaké(n), nunggilaken(k)

één zijn, één worden -nunggal(n), nunggil(k)

eend -bèbèk(n), kambangan(k), mènthok(s)

zich eendrachtig aaneensluiten(d) -guyub, geguyuban

éénentwintig (21) -selikur

eenzaam, stil -sepi

eerbiedigen -ngajèni

eergisteren -dhèk wingènané(n), kâlâ wingènipun(k)

eerst -dhisik(n), rumiyin(k)

eetkamer -kamar kanggo mangan(n)(s),

kamar kanggé nedhâ(k)(s), kamar dhahar(n+k)

eettent, restaurant -warung(n), wandhé(k)

edele -wong agung

effen, gelijk, vlak -papak

eg -garu

ei -endhok, endhog(n), tigan(k)

eieren leggen -ngendhog(n), nigan(k)

eigen, zelf, alleen -dhéwé(n), piyambak(k)

eigenaar -sing duwé(n), ingkang gadhah(k)

eigendomsgrond -yasan

eigenschap -sipat

eind, beëindigd -tâtâ-titi

einde, slot -pungkasan, wekasan

elastiek, rubber -karèt

elf (11) -sewelas

elk, elke -samben

elleboog -sikut

emmer -èmbèr

en -lan(n), tuwin, kaliyan(k)

en (hier: bovendien) -tur

en ook, alsmede -tuwin

en, ook, tevens, met -sartâ

engel -moleikat

enig, voorbeeldeloos -ora ânâ kakangé, ora ânâ adhiné

enige -sawâtârâ(n), sawâtawis(k)

enkel, enkelbeen -kemiri

enzovoorts -lan sapanunggalané(n), lan sapanunggilanipun(k)

er is -ânâ(n), wonten(k), ènten(k)

er zijn -ânâ(n), wonten(k), ènten(k)

erf -pakarangan

erg -banget(n), sanget(k)

te erg, overmatig, schandelijk -kebangeten(n), kesangeten(k)

erg lang -dâwi

erg veel -banget

ergens -ingendi-endiâ(n), ing pundi-pundiâ(k)

eten -mangan(n), nedhâ(k), dhahar(ki)

eten en noodzakelijke kleding -sandhang-pangan(n), sandhang-tedhâ(k)

eten geven aan dieren -makani(n), nedhani(k)

evenals, gelijk -pâdhâ(n), sami(k)

eventjes -sedhélâ, sedhélok(n), sekedhap(k)

etenswaren gaan kopen, snoepen -jajan

groter exemplaar van dezelfde soort -kakang

F

faeces, poep, schijt -tai(n), tinjâ(k)

fatsoenlijk gedrag, behoorlijk -pantes

familie, familieleden -sedulur(s)

Februari -Pébruwari

feest, groot openbaar feest, volksvermaak -raméan

‘n (familie)feest vieren (bv. besnijdenis) -(n)duwé gawé(n), gadhah damel(k),

kagungan damel(ki)

felicitatie -atur slamet(n), atur wilujeng(k),

caos wilujeng, caos sugeng(ki)

feliciteren -ngaturi slamet(n), ngaturi wilujeng(k)

nyaosi wilujeng, nyaosi sugeng(ki)

fiets -sepédha, pit

fijn -alus

fijn, dun -lembut(n), lembat(k)

film -kinâ(s), pilm

filmvoorstelling -tontonan kinâ(s), tontonan biskoop(s)

naar de bioscoop/film gaan -nonton kinâ(s), nonton biskoop(s), nonton pilm(s)

filosofie, wijsbegeerte -ngèlmu kabatinan(n),ngèlmu kabatosan(k), filsafat

filosofisch -babagan ngèlmu kabatinan(n),

babagan ngèlmu kabatosan(k)

filosoof -ahli ngèlmu kabatinan(n),

ahli ngèlmu kabatosan(k)

filter, vergiet -saringan

fles -gendul, bothol(s)

fluit -suling, pluit, pluwit, sumpritan

formeel -alus

formeel Javaans -jâwâ sing alus, krâmâ

fortuin, geluk -kabejan, kabegjan

fout, verkeerd, zich vergissen -kliru(n), klèru(s),klintu, klintun(k)

fröbelschool, kleuterschool -sekolahan prèbel

G

gaan (naar) -menyang(n), dhateng(k)

gaan -arep(n), ajeng(k)

gaan kijken(naar vertoning), aanschouwen -nonton(n), ningali(k), mriksani(ki)

t gaat niet door -ora sidâ, wurung(n), mboten siyos, wandé(k)

gaatje -bolongan

gadeslaan, bekijken -nyawang

gal -rempelu

galerij -èmpèran

gast -dhayoh(n), tamu(k)

gat -bolongan

met ‘n gat erdoor -bolong

gauw, spoedig, dadelijk -endang, ndang

gauw verkocht, gewild, goede afzet hebben -laris

gebed -dongâ

gebergte, berg -gunung(n), redi(k)

gebied -daérah

geboorte, geboortedatum -lairan(n+k), wiyosan(ki)

geboortedatum, geboorteplaats -kalairan(n+k), wiyosan(ki)

geboren(worden) -lair(n+k), miyos(ki)

gebroken (korrel, vezel) -pecah

gebroken (in kleine stukjes) -remuk

gebroken (verbinding, touw) -pedhot

gebruiken -enggo, dienggo, kanggo, kanggoné

gebruiken, met -nganggo(n), ngganggé(k)

gedachte, denkvermogen, ‘hersens’ -pikiran(n), pamanahan(k), panggalihan(ki)

van gedaante veranderd, betoverd -salah rupâ

gedrag -kelakuan

geduld, geduldig, veel dulden -sabar, sabardrânâ

met geduld, lijdzaamheid verdragen -disabari, disabaraké

gedurende -lawasé(n), laminipun, dangunipun(k)

geel -kuning(n), jené(k)

geelachtig -semu kuning(n), semu jené(k)

geen -ora(n), orak(s), mboten(k)

geëerd, gevierd (gebeurtenis dag), gehuldigd -dimulyakaké

gegeven, aangebracht -dikèki(n), dipunkèki(k)

gehaast -kesusu(n), kesesa(k)

geheel, alle, alles -kabèh, kabèhan(n), sedâyâ(k)

geheel alleen -ijèn

gehuldigd, geëerd, gevierd (gebeurtenis dag) -dimulyakaké

geïnspecteerd, onderzocht -dipriksâ

geit -wedhus(n), mèndâ(k)

gek, halfgek (verstandelijk, geestelijk) -gemblung

gek, zot, gek van (begeerte naar) -édan

op een gekke manier, gekkepraat verkopen -édan-édanan

gelasten, bevelen -kon, akon(n), kèn, akèn(k)

geld -dhuwit(n), artâ,yâtrâ(k)

papiergeld, bankbiljet -dhuwit kertas

zilvergeld -dhuwit putih

kleingeld -dhuwit cilikan, dhuwit pecah

bij gelegenheid -sok

geloven, vertrouwen -percâyâ(n), pitados, percanten(k)

geloven wat iemand vertelt, gehoorzamen -nggugu(n), nggega(k)

bijgeloof -gugon-tuhon

geluk, fortuin -kabejan, kabegjan

geluk, voorspoedig -bagyâ

geluk hebben -bejâ

gelukkig leven, voorspoedig leven -urip bagyâ

gemakkelijk (te bewerkstelligen) -gampang(n), gampil(k)

gemakkelijk tevreden te stellen, niet veeleisend -gampangan

al te gemakkelijk opgevat, geen plichtsbesef -gampangaké(n), dipungampilaken(k)

gemakkelijk, aangenaam, z. prettig voelen -kepénak(n), sekécâ(k)

‘t gemakkelijk/aangenaam hebben/krijgen -dikepénakaké(n), dipunsekécakaken(k)

gemeenschap hebben, samen hetzelfde doen, samen gebruiken -nunggali(n), nunggili(k)

gemakzuchtig -ngénakaké(n), ngécakaken(k), ngénaké(s)

genade (Christelijk) -sih-palimirmâ

genade bewijzen, genade schenken -ngapurâ (n), ngapunten(k)

maringi pangapurâ(n), maringi pangapunten(k),

genade ontvangen di-apurâ(n), dipunapunten(k), kaparingan

pangapurâ(n), kaparingan pangapunten(k)

om genade vragen -nyuwun pangapurâ(n), nyuwun pangapunten(k)

genadig -sih-kawelasan

genadig jegens -nganggo sih-kawelasan marang(n),

mawi sih-kawelasan dhateng(k)

geneesmiddel, middel tegen ongemak/pijn -tâmbâ(n), jampi(k)

iemand genezen/behandelen m. geneesmiddel -nambani(n), nambèni, njampèni(k)

genezen, genezing, over, beëndigd -mari(n), mantun(k)

genoodzaakt -kepeksâ

gelijk, evenals -pâdhâ(n), sami(k)

gelijk, vlak, effen -papak

geluk -swargâ, suwargâ(n), swargi, suwargi(k)

geluk, voorspoed, voorspoedig -bagyâ

gelukkig -sukur

gelukkig gemaakt -swargakaké

gemakkelijk.aamgenaam,zich prettig voelen -kepénak(n), sekécâ(k)

generatie (van afstamming) -turunan(n), tedhakan(k)

genezen,beter maken,medicijn geven -nambani

genezen, ophouden met iets verkeerd, -mari(n), mantun(k)

zich beteren, klaar, beëindigd

genoegen, houden van, hobby hebben in -dhemen(n), remen(k)

genoemd -kang kasebut(n), ingkang kasebut(k)

genoemd worden -di-arani(n), dipunwestani(k)

geordend, geregeld -diatur(n), dipunatur(k)

gereed, af, afgelopen, afgedaan -wis(n), sampun(k)

gereedzetten -nyedhiakaké(n), nyediakaken(k)

geregeld, geordend -diatur(n), dipunatur(k)

is geregeld -diurus(n), dipunurus(k)

geroerd, getroffen door smart, medelijden -trenyu atiné, trenyuh atiné

gerucht -kabarangin, kabarkabur, kabarsriwing

geschat, gewogen -ditimbang

(dood)geschoten -dibedil

per ongeluk doodgeschoten -kabedil

geslachtsgemeenschap, neuken, naaien(s) -tunggal turu(n), tunggil tilem(k), ngancel

geslachtsgemeenschap hebben -nunggal râsâ(n),nunggil raos(k),

nunggal turu(n), nunggil tilem(k)

geslachtsorgaan -bâgâ purusâ

mannelijk geslachtsorgaan, penis -planangan(n), pajaleran(k), kalam(ki)

vrouwelijk geslachtsorgaan -kuwadonan(n),pawèstrèn(k), badhong(ki)

gesloten, op slot -dikunci

gesprek -guneman(n), gineman(k)

getuige -saksi, seksi

getuigenis, bewijs -paseksèn, paseksi(s)

een gevaar voor de ander, de verantwoordelijkheid niet aandurven -ora tégâ

gevangen gezet -dikunjârâ(n), dipun kunjârâ(k)

gevaarlijk, angstig -nyamari

geven -mènèhi(n), ngèki,ngekèki(s)(n), nyukani(k)

geven(aan een 'meerdere')(aanbieden) -ngaturi(k)

geven(aan een 'mindere')(schenken) -maringi(n)

geven t.b.v. een ander -mènèhaké(n), nyukakaken(k)

gevierd (gebeurtenis dag), gehuldigd, geëerd -dimulyakaké

‘t gevoel hebben dat iets is -pangrâsâ(n), pangraos(k)

gevoelens, smaak -râsâ(n), raos(k)

gewas -tethukulan, tetuwuhan

gewend, gewoon -kulinâ

gewicht, zwaarte -bobotan(n), awratan(k)

gewoon, gewend -kulinâ

gewoonlijk -lumrahé(n), limrahipun(k), adaté(n), adatipun(k)

gezamenlijk -bebarengan(n), sesarengan(k)

gezicht -rai

gezin, huisgezin -brayat

gezond, beter -waras(n), saras(k)

gieten, begieten -nyiram, nyirami

gillen -njerit

ginds -ikâ, kaé(n), punikâ(k)

gisteren -wingi(s), dhèk wingi(n), kâlâ wingi(k)

gisteravond, vannacht -dhèk mau bengi(n), kâlâ wau dalu(k),

wingi bengi(s)(n), wingi dalu(s)(k)

gistermiddag -wingi soré(n), wingi sonten(k)

eergisteren -wingènané(n), wingènanipun(k)

glad (oppervlak), zacht (aanvoelend) -alus

glad, glibberig -lunyu

glas (stof), drinkglas -gelas

glas (grondstof), gebroken glas, scherf -beling

glazen/kristallen kroon -lampu robyong

glimlach -èsem

glimlachen -mèsem, mèsa-mèsem

godin, prinses, vorstin -dhéwi

goed -becik(n), saé(k), apik(s)(n)

goed, juist -bener(n), leres(k)

goedertierenheid (Christelijk) -kamurahan(n), kamirahan(k), sih-kawelasan

goedgelovig -gugonan

goedkoop -murah(n), mirah(k)

goot, sloot -kalèn, selokan, parit

gootje, afwatering -ilèn-ilèn

gordijn -gordèn

goud -mas(n), jené(k)

graad (warmtegraad) -grad

grap, voor de grap, niet in ernst -gorohan

gras -suket(n), rumput(k)

gras snijden -ngarit

grasmes, sikkel -arit

graven -ndhudhuk

grens, tot aan -wates

grensteken, grenspaal, afscheidingsteken -watesan

griezelen van, afgrijzen( van bijv. slangen) -gilâ

grijpen, pakken, beetpakken -nyekel(n), nyepeng(k)

grijs -klawu

grijs haar -uwan

grijsblauw -klawu semu biru

groen -ijo(n), ijem(k)

groenachtig -semu ijo(n), semu ijem(k)

groenten -sayuran

van dezelfde groep, van dezelfde soort -tunggalé(n), tanggilipun(k)

grof -kasar

zeer grof -kasar âlâ

grote teen -jempol sikil(n), jempol suku(k)

jempol sampéyan(ki)

grond, land -tanah

groot -gedhé(n), ageng(k)

grootouder, grootvader, grootmoeder -mbah(n+k), éyang(ki)

grot -guwâ

grieperig -lârâ watuk

grijpen -nyekel(n), nyepeng(k)

gulden -rupiah, serupiah, gulden

halve gulden -setengah rupiah(suku), setengah(s)

gunst -sih

in de gunst staan, in de gunst komen bij -dikasihi, olèh atiné(n), angsal manahipun(k),

angsal pangalihé(ki)

iemand gunst betonen -ngasihi

uit gunst -mung awit sângkâ sih-palimirmâ(n),

namung awit saking sih-palimirmâ(k)

gunstbetoon, gunstbewijs -peparing, panganugrâhâ

gunstbewijs, gunstbetoon -peparing, panganugrâhâ

H

haaks, rechthoekig, tekenhaak -siku

haak -canthèlan

haan -jago(n), sawung(k)

haar (bezittelijke vnw) --é(n), -ipun(k)

van haar, van hem -duwèké(n), gadhahanipun(k), kagunganipun(ki)

haar (hoofdhaar) -rambut(n+k), rémâ, rikmâ(ki)

grijs haar -uwan

haarkam -jungkat

hagel -gotri

hals -gulu(n+k), jânggâ(ki)

hand -tangan(n+k), astâ(ki)

handdoek -lamping

handdruk geven -salaman tangan, sesalaman

handig, slim, knap, goed raad weten -pinter

handpalm -èpèk-èpèk

lijnen in de handpalm -râjâh

hangen, opgehangen -nggantung

hanglamp -lampu gantung, diyan gantung(n),dilah gantung(k)

hangmat, schommel aan boomtak, schommelen -bandulan

hangklok -jam gantung

hard, vlug, snel -banter

hart (lichamelijk) -jantung, ati(s)

hart (figuurlijk) -ati(n), manah(k), galih,panggalih(ki)

hartelijk gefeliciteerd met jouw verjaardag -wilujeng ambal warso

van hem, van haar -duwèké(n), gadhahanipun(k),

kagunganipun(ki)

hebben, bezitten -(n)duwé(n), gadhah(k), kagungan(ki)

heet -panas

helder (water) -bening

helpen -ngréwangi(n), ngréncangi(k)

heen en weer -bola bali(n), wongsal wangsul(k)

heerlijk, lekker -énak(n), écâ(k)

heerlijk, verheven, in heerlijkheid leven -mulyâ

heerlijk leven, gelukkig leven -urip mulyâ(n), gesang mulyâ(k)

in heerlijkheid leven, heerlijk, verheven -mulyâ

heet, warm -panas

drukkend heet, drukkend warm, hitte -sumuk

heg, heining, schutting -pager

heining, schutting, heg -pager

‘n hekel hebben aan -sengit

helder, licht, opengelegd (grond) -padhang

helder (water) -bening

heldere maan, maneschijn -padhang bulan(n), padhang wulan(k)

helemaal niet -ora babar pisan(n),

mboten babar pisan(k)

helpen, gaan/komen helpen -réwang,ngréwangi(n), réncang,ngrécangi(k)

hemel (hier: uitspansel) -langit

hemel -swargâ, suwargâ(n), swargi, suwargi(k)

hemelse paradijs, zielsgeluk -swargaloka

hengel -pancing

hengelaar -(ing)kang mancing

hengelen -mancing

hengelsnoer -kenur pancing

herhalen, opnieuw doen, overdoen -mbalèni

herhaling(soefening) -ajaran balèn-balènan(n), wongsal-wangsulan(k)

zich herinneren -éling(n), ènget, émut(k)

herinneren aan -ngélingaké(n), ngèngetaken(k)

hetzelfde blijven, onveranderd -lestari(n), lestantun(k)

het bleek dat -jebulé

heten -jenengé

heup -centhik

hiel -tungkak

hier -ing kéné, kéné iki(n), ing griki(k)

hierheen(komen) -mréné(n), mriki(k)

hieronder -ing ngisor iki

hij -dhèwèké(n), piyambakipun(k), awahé(n),

hijskraan -senggot

hinderen, verhinderen, tegenhouden -ngalangi(n), mambengi(k)

verhindering, belemmering -alang-alangan(n), pambengan(k)

hitte, drukkend heet, drukkend warm -sumuk

hobby, liefhebberij -kasenengan

hobby hebben in, genoegen, houden van -dhemen(n), remen(k)

hoe? -kepriyé?(n), kadospundi?, kepripun(k)?

hoe is 't? hoe gaat 't? -kepriyé?(n), kados pundi?(k), kepriyé kabaré?(n)(s)

hoe langer hoe.... -sâyâ suwé sâyâ(n), sâyâ dangu sâyâ(k)

hoe zou dat kunnen? -mâsâ bisâhâ?(n), mâsâ sagedâ?(k)

hoed, pet -topi, tudhung

hoest, hoesten -watuk(n+k), cekoh(ki)

hoeveel? -pirâ?(n), pinten?(k)

hoeveelheid, aantal, het aantal -kèhé(n), kathahipun(k)

hogeschool, academie, universiteit -sekolahan luhur

hok, stal -kandhang

hond -asu(n), segawon(k)

honderd (100) -satus

honger hebben -ngelih

honing -madu

hoofd ( v/e instelling etc. ) -kepâlâ, kepala

hoofd, kop -endhas(n), sirah(k), mustâkâ(ki)

achterhoofd -endhas buri(n), sirah wingking(k),

mustâkâ wingking(ki)

voorhoofd -bathuk(n+k), palarapan(ki)

zich het hoofd stoten -kebentus

hoofddoel -wosé kang disedyâ(n), wosé ingkang kasedyâ(k)

hoofdhaar -rambut(n+k), rémâ,rikmâ(ki)

hoofdpijn -ngelu

hoofdzaak,inhoud,kern van de zaak,de zaak waar ‘t om gaat -wos

hoog (hoogte), lang (hoog) -dhuwur(n), inggil(k)

hoop, verwachting -pangarep-arep(n), pangajeng-ajeng(k)

horen, vernemen, te horen (krijgen) -krungu(n), kepireng(k)

horloge -jam tangan(n), jam astâ(k)

houden van -tresnâ marang

houden van, genoegen, hobby hebben in -dhemen(n), remen(k)

hout -kayu(n), kajeng(k)

houtskool -areng

huid -kulit

opperhuid -kulit ayam

n huidwondje hebben -korèngen

huilen -nangis(n+k), muwun(ki)

huis -omah(n), griyâ(k), dalem(ki)

in het huis -ing njero omah(n), ing lebet griyâ(k)

naar huis gaan, weggaan, teruggaan -mulih(n), mantuk(k)

huisspin -kâlâ-mânggâ

huiswaarts gaan, terugkomen -mulih(n), mantuk(k)

hulp, helpen in nood/gevaar -tulung

te hulp komen -tetulung

wederkerig hulpbetoon (in dorpen etc) -sambatan

hulpmiddel (om iets te bereiken), list, idee -akal

hun (bezittelijke vnw) -dhèwèké pâdhâ(n), piyambakipun sami(k)

huren -nyéwâ

hurken, op de hurken gaan zitten -ndhodhok

hut, veldhut, wachthuisje op de akker -gubug

huwelijk (‘t getrouwd leven) -[wong(n), tiyang(k)] jejodhoan

huwelijk (‘t trouwen) -kawin, ijab, ningkah(volgens de Wet)

huwelijksaanzoek (formeel) -panglamar

‘n huwelijksaanzoek (laten) doen naar -nglamar (dilamar)

huwelijksband -prasetyané [wong pâdhâ(n), tiyang sami(k)]

jejodhoan

huwelijksdag, bruilofsdag -[olèhé dadi(n), anggènipun dados(k)] pangantèn

huwelijksfeest, bruiloft -manton

adatbruiloft -[temu (n), panggih(k)] pangantèn

huwelijksgebruiken -tâtâ-carané [wong dadi(n), tiyang dados(k)]

pangantèn

huwelijksinzegening (Christelijk) -paneteping kawin

huwelijksleven -[olèhé(n), anggènipun(k)] salaki-rabi

huwelijksliefde -tresnaning [wong(n), tiyang(k)] jejodhoan

huwelijksplicht -kuwajibané [wong(n), tiyang(k)] jejodhoan

huwelijkstrouw -setyaning [wong(n), tiyang(k)] jejodhoan

in ‘t huwelijk verbinden, ‘t huwelijk voltrekken -ngawinaké, dikawinaké, ndhaupaké

I

idee -akal

ik, mijzelf -aku(n), kulâ(k), dalem(ki), awakku(n),

awakku dhéwé(n), badan kulâ piyambak(k)

ik weet het niet -embuh(n), kilap(k)

illustratie, plaat, afbeelding, tekening -gambar

immers -awit

in -ing

in de tijd, bij tijden -kâlâ-mângsâ

in die tijd -ing nalikâ iku(n),ing nalikâ punikâ(k)

in het water gevallen -kecemplung

in ontvangst nemen -nampani(n), nampèni(k)

in orde -becik(n), saé(k)

in staat zijn tot -kelar(n), kuwawi(k)

in strijd, in tegenspraak met, oneens -sulâyâ

in tegenspraak met, in strijd, oneens -sulâyâ

in zekere mate, tamelijk, nogal -râdâ(n), radi(k)

inbreker, dief -maling(n), pandung(k)

inderdaad -temenan(n), saèstu, yektosan(k)

indien, als -yèn, nèk(n), menawi(k)

Indonesië -[negârâ(n),negari(k)] Indonesië, negârâ Jâwâ (s)

informeel Javaans -jâwâ sing kasar

ingang (deur van gebouw) -lawang mlebu(n), konten mlebet(k)

ingang (weg) -dalan mlebu(n), mergi mlebet(k)

ingewanden -jerohan

inhoud -isiné

inhoudsmaat, maatschepje -takeran

inladen -momotaké

innerlijk, naar waarheid, oprecht (gemeend) -batin(n), batos(k)

‘t innerlijk - kabatinan(n), kabatosan(k)

inpakken -mbuntel, mbungkus

zich inspannen, zich moeite geven -ngâyâ-âyâ

zich inspannen voor, zich drukmaken met -mbrengkut [enggoné(n), anggènipun(k)]

zich zeer moeten inspannen voor -kangèlan [enggoné(n), anggènipun(k)]

inspanning, moeite, last die men ondervindt -kangèlan

inspecteren, onderzoeken -priksâ

inspectie, onderzoek -papriksan

instappen, aan boord gaan -munggah(n), minggah(k)

instorten -jugrug

instrument (muziekinstrument) -tetabuhan musikan

instrument (middel) -sarânâ

instrument (toestel) -piranti(n), pirantos(k)

intelligent (geleerd, slim) -pinter

intussen, ondertussen -sasuwéné(n), sadangunipun(k)

inwisselen (van geld) -tukari, ditukari

gewisseld -tukaraké, ditukaraké

inzien, begrijpen -dunung, ndunung

is, er is , er zijn -ènèk, ènèng, ânâ(n), ènten, wonten(k)

J

ja, ook -iyâ, yâ(n), nggih, inggih, njih(k)

jaar -taun(n), warsâ(k)

per jaar -setaun

volgend jaar -taun ngarep(n), taun ngajeng(k)

jagen, op jacht gaan -mburu(n), mbujeng(k)

jammer (dat), wat jammer, ‘t is jammer, zonde van -mesakaké, sayang, éman, èman

Januari -Januwari

jas, baadje -klambi(n), rasukan(k), jas(n+k)

jasmijn (bloem) -kembang melathi(n), sekar melathi(k)

javaan -wong jâwâ(n), tiyang jawi(k)

javaans -bâsâ jâwâ

Javaanse pasarweek(5 dagen) -pasaran(n), pekenan(k)

jawel -yâ, iyâ(n), inggih(k)

je, jij -kowé(n), sampéyan(k), panjenengan(ki),

awakmu(n), awakmu dhéwé(n), badan sampéyan

piyambak,badan panjenengan piyambak(k),

slirâ dalem piyambak(ki)

jong (leeftijd), nog onrijp (gewas) -nom(n), nèm(k), timur(ki)

jong (jongere) -mudhâ

jong (groente) -anyar(n), énggal(k)

ongetrouwde jongeman -jâkâ(n), jaki(k)

jongen -bocah lanang(n), laré jaler(k)

jongste kind -ragil

van jou -duwèkmu(n), gadhahan sampéyan(k)

jouw (bezittelijke vnw) - -mu(n), -sampéyan(k), -panjenengan(ki)

juist, goed -bener(n), leres(k)

Juli -Juli

jullie -kowé pâdhâ(n), sampéyan sami(k),

panjenengan sami(ki)

Juni -Juni

jutezak, baal -karung

K

kaak -uwang, wang

kaal (geschoren, geknipt hoofd) -gundul

kaart, landkaart -gambar bumi

kadaver -bathang

kalender -penanggalan, pananggalan

kalk -kapur

kalm (rustig) -sarèh

kalmaan (iets doen) -alon-alon

kalm en tevreden (voldaan) -mathem

kalm en vastberaden -mantep

iets kalm opnemen -nrimâ baé/waé(n), nrimah kémawon(k)

kalmte/rust brengen aan/bij -ngatem-ayemaké

kam, haarkam -jungkat

zich kammen -jungkatan

kamer -kamar

achterkamer -kamar mburi(n), kamar wingking(k)

badkamer -kamar mandhi, pekéwan, pekiwan

eetkamer -kamar kanggo mangan(n), kamar kanggé nedhâ(k)

slaapkamer -kamar pituron(n),senthong, kamar patileman(k)

studeerkamer -kamar kanggo sinau(n), kamar kanggé sinau(k)

voorkamer -kamar ngarep(n), kamar ngajeng(k)

werkkamer -kamar kanggo kerjâ(n), kamar kanggé damelan(k)

zitkamer, woonkamer -kamar kanggo jagongan(n),

kamar kanggé lenggahan(k)

(gelijk) kappen van onkruid, wieden -mbabad

kant, aan de kant/zijde van -sisih

kant, rand -pinggir

kantoor, bureau -kantor

kapot, stuk -rusak(n), risak(k)

kast -lemari(n), lemantun(k)

kastanjebruin -dragem

kat -kucing

keer op keer, telkens weer, steeds weer -bola-bali(n), wongsal-wangsul(k)

kennen -ngerti(n), ngertos(k)

kennis, vriend -kenalan

kennis geven -awèh weruh(n), nyukani sumerep(k),

matur uningâ(ki)

kennismaken, zich voorstellen -kenal(s), tetepungan(n), tetepangan(k)

kennismaking -ngenalké(s), wewanuhan

kenongobloesem, kenongobloem -kembang kenângâ

keuken -pawon, dhapur

keukenmeid, interieurverzorgster -koki

kiembed -dhedheran

kijken -ndeleng(n), ningali(k)

kin -janggut(n+k), kethekan(ki)

kind -anak(n+k), putri(ki)

kind (in 't algemeen) -bocah(n), laré(k)

kinderen -anak-anak

kinderen van dezelfde moeder -sedulur tunggal wadhah

kip -pitik(n), ayam(k)

kippenhok, eendenhok -kombong

kippevlo -gurem

klagen, aanklacht, klacht, beklag -kelah

klaar, over, beëndigd, genezen -mari(n), mantun(k)

klaar, afgelopen -rampung

klacht, aanklacht, klagen, beklag -kelah

klapper, kokosnoot -krambil(n), klâpâ(k)

kleden, zich kleden -dandan(n), dandos(k)

kleding en eten -sandhang pangan(n), sandhang tedhâ(k)

klein -cilik(n), alit(k)

kleingeld -dhuwit cilik(s),dhuwit pecah(n),artâ pecah(k)

kleinkind -putu(n+k), wayah(ki)

kleren, kleding -sandhangan

klerenkast -lemari sandhangan(n), lemantun sandhangan(k)

kleur -klér(s), wernâ,warnâ(n), warni,werni(k)

kleuterschool, fröbelschool -sekolahan prèbel

klimmen, zich uitbreiden, uitstrekken tot -mrambat

klok -jam

kloppen, tikken -nuthuk

kloppen, overeenstemmen -cocok, cocog

knap, slim, handig, geleerd -pinter

knie -dhengkul(n+k), jengku(ki)

knieholte -cingklok

knokkel -thengiling driji

koe -sapi(n), lembu(k)

koel, koud -adem(n), asrep(k)

koffie -wédang kopi, wèdang kopi

kogel -pèlor, mimis

koken -masak, mangsak

kokosmelk (geperst uit kokosnoot) -santen

kokosnoot, klapper -krambil(n), klâpâ(k)

kom!(aansporing, uitnodiging om

mee te gaan of iets te doen) -ayuk, ajuh(n), mânggâ(k), sumânggâ(ki)

komen -tekâ(n), dhateng(k), rawuh(ki)

komen van (afkomstig van) -asalé

naderbij komen -marani

komkommer -timun

kommissaris -komisaris

kontributie,contributie (vereniging),bijdrage -urunan, sokongan (s)

kooi -kurungan

kop, hoofd -ndhas, endhas(n), sirah(k)

kopen -tuku(n), tumbas(k)

kopen t.b.v. een ander -nukokaké(n), numbasaken(k)

kopje -cangkir, cingkir

korjaal, boot -prau(n), baitâ(k)

kort (lengte) -cendhak, cendhèk(n), celak(k)

kort (klein van stuk) -cendhèk(n), andhap(k)

koud, koel -adem(n), asrep(k)

koud -anyes

kraan -krangan

krankzinnig, gek, gek van, verliefd -édan

krant -koran(s), layang kabar(n), serat kabar(k)

krijgen, mogen, verkrijgen -éntuk, olèh(n), angsal(k)

een idee krijgen -nemu akal(n), manggih akal(k)

kristallen/glazen kroon -lampu robyong

krokant -kemripik(s)

niet krokant, slap -mlempem

krom -bingkong(s)

kruin -uyeng-uyeng, unyeng-unyeng

kruipen, op handen en voeten lopen -mbrangkang, brangkangan

kruit -obat bedhil

krukje, zitbankje -dhingklik

kuif -kuncung, jambul

kuil (om iets in te begraven,grafkuil),valkuil -uwang, luwangan

kuit -kémpol

kunnen -bisâ(n), saged(k)

kunstmest -blothong uyah, obat rabuk

kurk, kurkachtig hout -gabus

kussen -bantal

hoofdkussen -bantal(n), kajangsirah(k)

kwartje -setali(n), setangsul(k)

kweekbed -ipukan

kweken, er op na houden (huisdier, baard) -ngingu(n), ngingah(k)

kwestie, zaak -prekârâ(n), prekawis(k)

L

laag -cendhèk(n), andhap(k)

laagvlakte -tanah ngaré

te laat -kasèp

te laat op de middag -kesorèn(n), kesontenan(k)

laboratorium -kamar obat, laboratorium

lade -lorokan, slorokan(s)

lamp -damar, dimar, diyan, lampu(n), dilah(k)

land (rijk) -negârâ(n), negari(k)

land (hier: grond) -tanah

landbouwer -wong tani(n), tiyang tani(k)

landkaart, kaart -gambar bumi

lang (horizontaal) -dâwâ(n), panjang(k)

lang (gestalte) -dhuwur(n), inggil(k)

lang (tijdsduur) -suwé(n), dangu(k)

langdurend (tijdsduur) -lawas(n), dangu(k)

langzaam (traag) -liri, lirih

langzaam, niet te snel, zonder haast -alon, alon-alon

lapje, grondstof/stof voor kleren -bakal

last veroorzakend, lastig, moeilijk, niet makkelijk, moeilijk te behandelen -angèl

last die men ondervindt, moeite, inspanning -kangèlan

lastig, moeilijk, last veroorzakend, niet makkelijk, moeilijk te behandelen -angèl

lastig gedrag, last veroorzaken -rèwèl

laten stromen -milihaké

later, aanstaande -bésuk(n), bénjing(k)

leeftijd -umur(n+k), yuswâ(k)

leeg -kothong (inhoud), kosong (onbezet)

leegstorten -nyuntak

leggen, zetten, plaatsen, liggen -sèlèh, sumèlèh(n),

leider, voorman -pangarep(n), pangajeng(k), panuntun, pamimpin

lekker, prettig, aangenaam -ènak, énak(n), écâ(k)

lekker (geur) -wangi

lekkers, koekjes, versnaperingen -énak-énuk, jaburan

lelijk -èlèk(s), âlâ(n), awon(k)

lendenen, middel -bangkèkan

lenen aan, uitlenen -nyilihaké(n), nyambutaken(k)

lenen van -nyilih(n), nyambut(k)

lengtegoot -got mujur

lenig, slap, krachteloos, goed buigzaam -lemes

lepel -séndhok, sèndhok

leren, studeren -blajar, sinau

leugen, liegen, leugenachtig, vals -goroh(n), dora(k)

t leven, levend -urip(n), gesang(k), sugeng(ki)

‘n lui en lekker leventje leiden -énak-énakan(n), écan-écanan(k)

leven, ‘t leven -urip(n), gesang(k), sugeng(ki)

leven, levensgeest, leven in een levend wezen -jiwâ

leven in een levend wezen, levensgeest, leven -jiwâ

voorspoedig leven, gelukkig leven -urip bagyâ

levensonderhoud -panguripan(n), panggesangan(k)

levendig, druk(gezelschap, gesprek) -ramé

levensdoel, ‘t doel des levens -tujuning urip(n), tujuning agesang(k)

levensgeest, leven in een levend wezen, leven -jiwâ

levensonderhoud -panguripan(n), panggesangan(k)

lever -ati

lezen -mâcâ(n), maos(k)

lichaam -awak(n), badan(k)

lichaamsdelen -péranganing awak

lichaamshaar -wulu

fijne lichaamshaartjes -wulu kalong, wulu langseb

alleenstaand haar op het lichaam -wulu sétan

licht, zuiver -padhang

licht en donker -padhang-peteng

lichtbruin -semu abang(n), semu abrit(k)

lichtrood -abang mentah(s), abrit mentah(s)

lid, geleding -ros

lid, lidmaatschap, leden (v/e vereniging) -wargâ, wargi, anggotâ(m)

liefde, genegenheid (zonder hartstocht) -tresnâ

liefhebben, beminnen -nresnani(s), ditresnani, tresnâ marang(n),

tresnâ dhateng(k)

liefhebberij, hobby -kasenengan

liefst (waar men ‘t meest van houdt) -kang dadi dhemenané(n), ingkang dados

remenanipun(k)

liefst (bij voorkeur) -aluwung

liefste (beminde) -gantilaning ati(n), gantilaning manah(k)

m’n liefje, schat -sayang

lieftallig -mrak-ati

liegen, leugen, leugenachtig, vals -goroh(n), dora(k)

lies -wlakang, lakang

liever, bij voorkeur -énaké(s)

liggen, leggen, plaatsen, zetten -sèlèh, sumèlèh

verspreid liggen -mawur

lijnen in de handpalm -rajah

lila -wungu nom(n), wungu nèm(k)

limiet, limit, grens -wates

lip -lambé(n+k), lathi(ki)

list -akal

op de loer liggen, besluipen -ngindhik, ngindhiki

longen -kebuk, paru

loods -los, bangsal

loon -upah, gajih(s), gajihan(s)

lopen -mlaku(n), mlampah(k)

loslaten -nguculaké(n), nguculaken(k)

lossen -mbongkar

aan zijn lot overgelaten -di-enengaké(n), dipun enengaken(k)

lucifer, lucifers -rèk, rèk-bul, korèk api

mechanische aansteker -rèk-jeklèkan

lui -males

luid -swarané banter, swarané âmbâ(s), seru

luis, vlo -tumâ(n+k), itik)ki)

luisteren -ngrungokaké(n), mirengaken(k)

M

maag -wadhuk

maag (buik) -weteng(n+k), padharan(ki)

zacht maaggedeelte -rempelâ

maagd(elijk), (huwbaar) meisje -prawan

gemeenschappelijk religieuze maaltijd -slametan(n), wilujengan(k)

maneschijn, heldere maan -padhang bulan(n), padhang wulan(k)

maan -rembulan, cândrâ

maand -sasi(n), wulan(k), santun(k)

volgend maand -sasi ngarep iki(n), wulan ngajeng punikâ(k)

maandag -dinâ Senèn(n), dinten Senèn(k)

per maand -sesasi(n), sewulan(k)

maar -nanging

maar, slechts -waé, baé(n), kémawon(k)

maar, doch -nanging

Maart -Maret

maatschappij (de menselijke maatschappij) -masarakat

maatschappelijke positie -drajat

maatschepje, inhoudsmaat -takeran

t mag niet -ora olèh(n), mboten angsal(k)

mager -kuru(n), kerâ(k)

maïs -jagung

maken -gawé(n),nggawé(s), damel(k)

in orde maken -tâtâ tâtâ

makkelijk, gemakkelijk -gampang(n), gampil(k)

niet makkelijk, lastig, moeilijk te behandelen -angèl

makker, vriend(s) -kâncâ

malen -nggiling

man -wong lanang(n), tiyang jaler(k)

man door echtgenote aangesproken, oudere broer -kang mas

manier, gedrag -klakuan, kelakuan

zich manifesteren -ngaton(n), ngetingal(k)

mank -pincang, picang

er mankeert nog veel aan -isih tangèh(n), taksih tangèh(k)

mannelijk -lanang(n), jaler(k)

mannelijke geslachtsorgaan, penis -planangan(n), pajaleran(k), kalam(ki)

markt -pasar(n), peken(k)

massage -pijetan

masseren -pijet

mat, rietenmat -klâsâ(n), gelaran(k)

matras -kasur

medicijn (homeopatisch) -jamu(n), jampi(k)

medicijn (algemeen) -tâmbâ

medicijn geven,beter maken,genezen -nambani

meedoen -mélok(s)(n), mèlu(n)

meegaan -mèlu(n), tumut(k), ndhèrèk(ki)

meegesleurd, meegevoerd -katut

meegevoerd, meegesleurd -katut

meegevoerd met het water -di-ilèkaké

meegevoerd met het water(per ongeluk) -kèli

meel -tepung

meemaken -ngalami

meenemem, brengen -nggâwâ(n), mbektâ(k)

meer dan -luwih tinimbang(n), luwih sâkâ(n),

langkung tinimbang(k), langkung saking(k)

de meerderheid -kang akèh(n), ingkang kathah(k)

meerijden, tegelijk meegaan -nunut

meester in de kunst -pandhékar, pendhèkar(s)

meetbak -jedhing takeran

meetkist -peti takeran

Mei -Mèi

meisje -bocah wadon\wédok(n), laré èstri(k)

mengen, vermengd -campur

menging, mengsel -campuran

mening, gedachte, idee -pikiran(n), pamanahan(k), panggalihan(ki)

van mening zijn dat iets is -sângkâ panemuku(n), saking pamanggih kulâ(k)

mens -wong(n), tiyang(k)

merken, stempelen -ngecap

merkteken -tenger, tengeran, tetengeran

van een merk/teken voorzien, gemerkt -tengeri, ditengeri

mes -péso, pésuh(s), lading

mest -rabuk

met -karo(n), kalih, kaliyan(k)

met (iets bij zich, in de hand) -mawa(n), mawi(k)

middag -awan(n), siyang(k)

namiddag, voor-avond -soré(n), sonten(k)

laat in de namiddag -soré-soré

‘n hele middag -sesoré bendhé

te laat op de middag -kesorèn(n), kesonten(k)

middel, lendenen -bangkèkan

middelmatig -sedheng

midden -madiyâ

middenvinger -panunggul

mier -semut

mikken op,tot doel hebben,z. wenden naar -nuju

van mij -duwèkku(n), gadhahan kulâ(k)

mijn (bezittelijk vnw) --ku(n), -kulâ(k), -dalem(ki)

miljoen -milyun

milt -limpâ

(zich overgeven aan) mingenot -sajiwâ

op z'n minst -apes-apesé(n), apes-apesipun(k)

minuut -menit

regelmatige misbruik, onjuistheid -salah kaprah, salah lumrah(n), salah limrah(k)

misgrijpen, iets verkeerd doen -salah gawé(n), salah damel(k)

mislukkeling -salah wong

mislukt, verkeerde behandeling -salah kedadèn(n), salah kedadosan(k)

misschien -mbok menâwâ(n), mbok menawi(k)

misverstand, misverstaan -bélâ tâmpâ

misverstand, misverstand hebben -salah tâmpâ

model, voorbeeld, monster -conto

modderig -jeblog, bècèk

moeder -embok(n), ma(s)(n), biyung(k), ibu(ki)

moedermelk -banyu susu(n), toyâ susu(k)

moedervlek, zwart puistje -andheng-andheng, toh

moeilijk, lastig, moeilijk te behandelen -angèl

moeite, inspanning, last die men ondervindt, -kangèlan

veel bezwaren ondervinden, zich zeer moeten inspannen voor -kangèlan

men legt moeilijkheden in de weg voor -di-angèli, di-angèlaké

moersleutel -èngkol

moestuin, tuin -kebon

moeten -kudu(n), kedah(k)

mogen, ook: treffen, raken -kenâ(n), kènging, kénging(k)

mooi -apik

mooi (vrouw) -ayu

mooi (man) -bagus

mooi (verzorgd) -becik(n), saé(k)

molen -gilingan

molenbemonstering -conto gilingan

mond -cangkem(n+k), tutuk(ki)

monsteremmer -èmbèr conto

morgen (ochtend) -ésuk(n), énjing(k)

morgen (1 dag erna) -sésuk(n),ngénjning(s),bénjing énjing,kâlâ bénjing(k)

‘s morgens -wayah ésuk(n), wanci énjing(k)

morgenochtend -sésuk ésuk(n), bénjing énjing énjing(k)

van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat -sedinâ muput(n), sedinten muput(k)

tot morgen! -sésuk arep temonan menèh, rak-yâ tâ?(n)

bénjing-énjing badhé pepanggihan malih,

rak-nggih tâ?(k)

motorfiets -montor keblak

motorkap -kap montor

muis, rat -tikus

munt(zilvergeld) -dhuwit putih(slâkâ)(n), artâ pethak(slâkâ)(k)

muskiet -lemut, lemud

muur (steen) -tèmbok

muur (wand) -gedhèg

muurlamp -lampu tèplok, diyan tèplok(n),dilah tèplok(k)

N

naam -jeneng(n), nama, wastâ(k)

naar (plaats) -menyang(n), dhateng(k)

naar, aan (persoon) -marang(n), dhateng(k)

naar binnen doen gaan -nglebokaké(n), nglebetaken(k)

naar binnen gaan -mlebu(n), mlebet(k)

naar buiten gaan -metu(n), medal(k)

naar buiten doen gaan -ngetokaké(n), ngedalaken(k)

naar huis gaan, thuis komen -mulih(n), mantuk(k), kondur(ki)

naar waarheid, oprecht (gemeend), innerlijk -batin(n), batos(k)

naast -njèjèri

naast elkaar, op ‘n rij -jèjèr, jèjèr-jèjèr

nacht -bengi, wengi(n), dalu(k)

‘s nachts -wayah bengi(n), wanci dalu(k)

door de nacht overvallen -kedalon

nadat -sawisé(n), sasampunipun(k)

naderen -nyedaki(n), nyelaki(k)

nagel -kuku(n+k), kenâkâ(ki)

namiddag, vooravond -soré(n), sonten(k)

narrigheid, verdriet, zorgen (hebben) -susah

nat, vochtig -teles

nat gemaakt -ditelesi

nauwgezet -genah, titi

navel -wudel, udel(s)

nee, neen -ora(n), mboten(k)

neef -ponakan(n), pènakan(k)

neen, dank u wel (beleefde weigering) -nuwun mawon

neerlaten -mudunaké

neerleggen -nyèlèhaké(n), nyèlèhaken(k)

negen (9) -sângâ

negentien (19) -sângâlas

negentig (90) -sangang puluh(n), sangang dâsâ(k)

nek -githok(n+k), griwâ(ki)

nemen, halen -njupuk, njumpuk(n), mendhet(k)

net, zonet, pas -entes

netjes -bèrès

neuken, naaien(s), geslachtsgemeenschap -ngancel, tunggal turu(n), tunggil tilem(k)

geslachtsgemeenschap hebben -nunggal râsâ(n),nunggil raos(k),

nunggal turu(n), nunggil tilem(k)

neus -irung(n+k), grânâ(ki)

nicht -ponakan(n), pénakan(k)

nier -ginjel

niet -ora(n), orak(s), mboten(k)

indien niet -orahâ(n), botenâ(k)

niet doorgaan -ora sidâ, wurung(n), mboten sios, wandé(k)

niet lang daarna -ora antârâ suwé(n), mboten antawis dangu(k)

niet (meer) denken aan -lali(n), supé(k)

niet meer voorradig, op -entèk(n), telas(k)

niet vergeten! -âjâ lali(n), ampun supé(k)

niet zo erg -ora pati(n), mboten patos(k)

nieuw -anyar(n), énggal(k)

Nieuwe Testament (van de Bijbel) -Prajanjiyan anyar(n), Prajanjiyan énggal(k)

nieuws, bericht -kabar(n+k)

nijdig -ati panas

noemen -dijenengaké

nog -isih(n), taksih(k)

nog bezig zijn met -lagi(n), saweg(k)

nog eens, weer -manèh(n), malih(k)

nog niet -durung(k), dèrèng(k)

nog nooit -durung tau(n), dèrèng naté(k)

nogal, tamelijk, in zekere mate -râdâ(n), radi(k)

nok (van de dak) -wuwungan

noodzakelijk -perlu

nooit -ora tau(n), mboten naté(k)

noorden -lor

noordelijk -ngalor

norm -wewaton

November -Nopember

nu -saiki(n), sapunikâ(k)

nut -paédah

nutteloos, zonder nut -tanpâ gawé(n), tanpâ damel(k)

nuttig, nut hebben -maédahi

nuttigen -mangan, dipangan(n), nedhâ, dipuntedhâ(k)

dhahar, kadhahar(ki)

O

o.a., onder andere -sapepadhané(n), sasaminipun(k)

observeren, bekijken -nyawang

ochtend -ésuk, isuk

oerwoud -alas(n), wânâ(k)

oever -pinggiran

‘n ogenblik -sedhéluk, sedhélâ(n), sekedhap(k)

of -âpâ(n), punâpâ(k)

of -utâwâ(n), utawi(k)

oksel -kèlèk

Oktober -Oktober

olie -lengâ(n), lisah(k)

oliën, smeren -nglegani(n), nglisahi(k)

olifant -gajah

om, voor -kanggo(n), kanggé(k)

om de andere dag -selang sedinâ(n), selang sedinten(k)

oma -mbah wédok(s)

omdat, want -awit(n), amargi(k)

omgevallen (tegen de grond liggen) -ambruk

omgewoeld -di-orak arik

omheinen -mageri

omheining -pager

onderwijzer, leraar -guru

oneens, in strijd, in tegenspraak met -sulâyâ

onverschillig (voor ‘t lot, gevaar van anderen) -kamitégan

oog -mâtâ(n),mripat(k), tingal,paningal(ki)

oogvuil -blobok

oom (broer van ouder[s]), oudere -siwâ, siwâ lanang

oom (broertje van ouder[s]) -mamang

omheining, heg, heining -pager

omspitten -macul

omtrek -(k)ubeng

onbezorgd -énak atiné

onder -ngisor(n), ngandap(k)

onder andere, o.a. -sapepadhané(n), sasaminipun(k)

onderhouden, te eten geven -ngingoni(n), ngingahi(k)

onderhouden -ngrumati(n), ngrimati(k)

ondertussen, intussen -sasuwéné(n), sadangunipun(k)

ondervoorziter -wakil pangarsâ, mudhâ pangarsâ

onderwerp, zaak, geval -prakârâ(n), prakawis(k)

onderwijs -sekolah, blajaran

onderwijzen, onderwijs geven -mulangi

onderzocht, geïnspecteerd -dipriksâ

onderzoek, inspectie -papriksan

onderzoeken -mriksâ

zich ongerust voelen, verdriet hebben -prihatin(n), prihatos(k)

ongetwijfeld -wis temtu(n), sampun temtu(k)

ongeveer -kirâ kirâ(n), kinten kinten(k)

ongevoelig, onverschillig voor (‘t lot, gevaar, in zaken

van ‘n ander), de verantwoordelijkheid aandurven -tégâ

ongerust (dat er iets gebeurd),bang,verdacht,onveilig -samar

onjuistheid, regelmatige misbruik -salah kaprah, salah lumrah(n), salah limrah(k)

onkosten -onkosé(s), bândhâ-béyâ

onkruid -srompotan

onlangs -dhèk anu kaé(n), kâlâ anu punikâ(k)

onoverwinnelijk -digdâyâ

ontbijt, ontbijten -sarapan

ontkenning -tembung sélak

ontkiemen, verschijnen, ontspringen -thukul

ontroeren -gawé trenyu ing ati(n), damel trenyu ing manah(k)

ontrouw -cidrâ

ontslagen -dipocot(n), dipunpocot(k)

ontvangen -tâmpâ(n), tampi(k)

onveilig,verdacht,bang,ongerust (dat er iets gebeurd) -samar

onveranderd, hetzelfde blijven(k) -lestari(n), lestantun(k)

onverschillig -sembrânâ

onvruchtbaar -cengkar

onze (bezittelijke vnw) -awahé dhéwé(n), kitâ(k)

met de ogen (kunnen, mogen) genieten -panèn mâtâ

oog -mâtâ(n), mripat(k), tingal(ki)

oogst (rijst) -panèn

oogsten, plukken -ngepèk, ngunduh(s)

ook, ja -iyâ, yâ(n), nggih, inggih, njih(k)

oor -kuping(n+k), talingan(ki)

oorspronkelijk -asli

oorzaak -sabab, jalaran

oost -étan

naar het oosten -ngètan

oostelijk -wétan

op -ing

op, niet meer voorradig -entèk(n), telas(k)

op de vlucht slaan, rennen -mlayu(n), mlajeng(k)

op en neer zwiepen -ngyod

op gang brengen -nglakokaké(n), nglampahaken(k)

op jacht gaan, jagen -mburu(n), mbujeng(k)

op tijd -sedheng wayahé(n), sedheng wancinipun(k),

kalané kang temtu(n), kalané ingkang temtu(k)

op zijn gemak -kepènak, kepénak(n), sekécâ(k)

opa -mbah lanang(s)

opbrengen, opleveren -ngasilaké(n), ngasilaken(k)

opdammen -mbendung

opdragen, uitsturen -kongkon(n), kèngkèn(k)

openen -mbukak(n), mbikak(k)

opgeruimd -bèrès

opgestapeld liggen -katumpuk

ophalen, afhalen, halen -marani(n), murugi(k), nedhaki(ki)

ophangen -digantungi

ophouden, staken -mogok

ophouden, stilstaan, stilhouden -lèrèn(n), mandheg(n), kèndel(k)

opinie, mening -pikiran(n), pamanahan(k), panggalihan(ki)

opleveren, opbrengen -ngasilaké(n), ngasilaken(k)

oplossing, antwoord op een vraagstuk -jawaban

opnieuw doen, overdoen, herhalen -mbalèni

oppassen, verzorgen -ngopèni

opperhuid -kulit ayam

oppervlakte -jembaré

oprapen -njupuki(n), mendheti(k)

oprecht -barès

oprecht (gemeend), innerlijk, naar waarheid -batin(n), batos(k)

opscheppen, bluffen -sombong

opstaan -tangi(n+k), wungu(ki)

opstandig, brutaal tegen -wani marang(n), wani dhateng(k)

opstapelen -tumpuk

opwarmen, roosteren -nggarang

oranje -kuning ngembang asem(n), jené nyekar asem(k)

oranje-achtig rood -abang kapurântâ(n), abrit kapurântâ(k)

orchidee -kembang anggrèk

orde -pernatan

orde en rust - tâtâ-tentrem

in orde gemaakt -bèrès

in orde maken -tâtâ tâtâ, ngurus

(ver)ordening, regeling -aturan

organisatie -tâtâ pranâtâ (ordening), pakumpulan(n), pakem-

palan(k) (vereniging), rancangan (opgezet plan)

oud, vroeger (tijdsduur) -lawas(n), lami(k)

oud (leeftijd) -tuwâ(n), sepuh(k)

oud (uit de oude tijd) -kunâ(n), kinâ(k)

Oude Testament (van de Bijbel) -Prajanjiyan lawas(n), Prajanjiyan lami(k)

ouderwets -kunâ(n), kinâ(k)

oudgebakken -mlempem

oudste kind, eerstgeborene -anak mbarep(n), anak mbajeng(k)

over (voorbij) -kliwat

over, klaar, beëindigd, genezen -mari(n), mantun(k)

over, beter -waras(n), saras(k)

overal -(i)ngendi-endi(n), (ing) pundi-pundi(k)

overblijven -kari, kèri(n), kantun(k)

overdoen, opnieuw doen, herhalen -mbalèni

overdragen,overgeven,zich overgeven aan -pasrah

overeenkomst, contract -prajanjian, prajanjiyan

overeenstemmen, kloppen -cocok, cocog

overeind, rechtop -ngadeg

overeindzetten, bouwen -ngadegaké(n), ngadegaken(k)

overgeven, zich overgeven -pasrah

overgeleverd zijn -kapasrahaké

overlopen -ambèr

overmorgen -sisuké(s)(n), ngénjingé(s)(k),

bésuk embèn(n), bénjing embèn(k)

overnachten -nginep(n), nyipeng(k)

overreden (door een voertuig) -keplindes

overschot -turahan(n), sésâ(n+k), tirahan(k)

overschrijven, verwisselen -nyalin(n), nyantun(k)

overslaan, passeren -ngliwati(n), nglangkungi(k)

oversteken -nyabrangi, ngabrah(s)

overstroming -banjir

door overstroming getroffen -kebanjiran

P

paard -jaran(n), kapal(k), titihan(ki)

‘paardendans’, jaran képang -jaran képang

paardenstal -gedhogan

paars -wungu

pad, weg -dalan(n), mergi(k)

padistro, rijststro -damèn

pagina -kâcâ

pakken, grijpen, beetpakken -nyekel(n), nyepeng(k)

panter -macan tutul(n), simâ tutul

papier -kertas

papiergeld, bankbiljet -dhuwit kertas(n), artâ kertas(k)

papperig, nattig -jemèk

paraplu -payung(n), song-song(ki)

pardon -amit(n), kulâ nuwun(ki)

partij, richting -pihak

passeren, overslaan -ngliwati(n), nglangkungi(k)

pees, spier -otot

penis -planangan(n), pajaleran(k), kalam(ki), kânthâl(s)

penningmeester ( v/e vereniging etc. ) -artâkâ, hartâkâ

peper -lombok

Cayenne peper, kleine zeer scherpe peper -lombok rawit, lombok jemprit/umpling

scherpe, peperige smaak -pedhes

per dag -sedinâ(n), sedinten(k)

per maand -sesasi(n), sewulan(k)

per jaar -setaun

persen -près

oud persoon -mbah-mbah(s)

pet -topi

pienter -pinter

pijler -cagak

pijn -lârâ(n), sakit(k)

pikzwart -jliteng, njanges

piloot -juru nyetir montor mabur

pink -jenthik

plaat, illustratie, afbeelding, tekening -gambar

plaats -panggonan(n), panggènan(k)

plaatsvervanger -wakil

plafond -pyan

plat, zeer plat -gèpèng, gèpi

planten -nandur(n), nanem(k)

plattegrond -gambar lumah, gambar palemahan

plattelander, dorpeling -wong désa(n), tiyang dhusun(k)

pleegkind -anak pupon

ploeg -wluku, brujul

ploegen -mluku, mbrujul, ngarap(s)

plukken -methik, methiki, ngepèki(s)

poep -tai(n), tinjâ(k)

poes -kucing

poffen (in de gloeiende as) -mbakar

politie, agent -sekaut

pols(gewricht) -ugel-ugel

positie: -plaats, plaatsing -papan

-maatschappelijke positie -drajat

posten -ngeposaké

postzegel plakken op -mrangkoni

pot -kendhil

poten -ndhedher

pret maken, drukte maken -ramé-ramé

prettig, lekker -ènak, énak(n), écâ(k), seneng(s)

prettig (aangenaam) -kepénak(n), sekécâ(k)

prijs, waarde -regâ(n), regi(k)

proberen -cobâ, jajal(n), cobi(k)

problemen doen ontstaan, zorg veroorzaken -njalari susah

produktie -pametu(n), pamedal(k)

proefje (van spijs) -icip-icip

proeven -ngicipi(n), ngedhapi(k)

di-icipi(n), dikedhapi(k)

puistje -kukul

zwart puistje, moedervlek -andheng-andheng, toh

puntig,spits toelopend,met ‘n scherpe punt -lincip

van een scherpe punt voorzien -dilincipi

Q

R

raam -jendhèlâ, jendhélâ, cendhélâ

radeloos (geen raad meer weten) -judheg

radeloos (geen keus kunnen maken) -bingung

raken, treffen, ook: mogen -kenâ(n), kènging, kénging(k)

rand, kant -pinggir

rat, muis -tikus

ravijn -jurang

rechthoekig, haaks, tekenhaak -siku

rechtop, overeind -ngadeg

rechtvaardig -adil

reden, beweegreden, oorzaak -sabab, jalaran(s)

reeds, al -wis(n), sampun(k)

regeling, (ver)ordening -aturan

regelmatig terugkerend (handeling) -ajeg

regen -udan(n), jawah(k)

door regenbui overvallen -kodanan(n), kejawahan(k)

hevige regenbui,slagregen,stortregen -udan deres(n), jawah deres(k)

regentijd -mângsâ rendheng

regenwater -banyu udan(n), toyâ jawah(k)

rein (ritueel) -suci

rein (onvermengd) -murni

rekening -layang utang(n), serat sambutan(k)

met de trein reizen, treinen -nunggang sepur(n), numpak sepur(k)

met de auto reizen -nunggang montor(n), numpak montor(k)

reisgeld -sangu, sangu-dhuwit

rek -ambènan

rekenen, tellen -ngitung(n), ngètang(k)

rennen, op de vlucht slaan -mlayu(n), mlajeng(k)

repareren, herstellen -ndandani(n), ndandosi(k)

reserve -sèrep

reserve-binnenband -ban njero sèrp(an)

respecteren -ngajèni(n), ngaosi(k)

restaurant, eettent -warung(n), wandhé(k)

rib -igâ

richting, partij -pihak

rietenmat, mat -klâsâ(n), gelaran(k)

rij -jèjèran

op ‘n rij naast elkaar gezet -dijèjèr

op 1 rij met, naast -njèjèri

rijk -sugih

rijk aan goederen en familie -bândhâ-bandhu

rijk en arm -sugih-miskin, sugih-mlarat

schatrijk -sugih blawah, sugih brèwu

rijkdom, kapitaal, fonds, bouwstoffen -bândhâ

rijkdom -kasugihan

rijksdaalder -seringgit, sringgit

rijst (in de aar) -pari(n), pantun(k)

rijst (ongestampt) -gabah

rijst (gestampt) -beras(n), wos(k)

rijst (gekookt) -segâ(n), sekul(k)

overgebleven rijst -segâ wadhang(n), sekul wadhang(k)

rijstemeel -glepung beras(n), glepung wos(k)

rijstkorrel (ongekookt) -elas

rijstkorrel (gekookt) -upâ

rijstlepel -enthong, énthong

rijstmesje -ani-ani

rijstpellerij, rijstpelmolen -pabrik panggilingan pari(n), -pantun(k),

-gawé beras(n), -damel wos(k)

rijstplant -pari(n), pantun(k)

rijstplantje (uit kweekbed naar akker over te planten) -bibit

rijstpan, rijstpot -kendhil

rijstschuur -lumbung

rijststomer -kukusan

rijststoomketel -dandang

rijststro, padistro -damèn, merang

rijstveld, sawah -sawah(n), sabin(k)

rijstvelddijkje, sawahdijkje -galengan

rijstwater (waarin gepelde rijst gewassen is) -banyu leri(n), toyâ leri(k)

rijstwater (van gekookte rijst) -tajin

ringgoot -got kliling

ringvinger -driji manis

riool, riolering, rioolbuis -urung-urung pacerèn, urung2-pecerèn

rivier -kali(n), lèpèn(k)

roepen -ngundang(n+k), nimbali(ki), celuk(n+k)

roeren (vloeistof) -ngudeg(s), ngudhak, di-udhak

roken -ngrokok, rokokan

rond -bunder

rondgaan, de ronde doen(inspectie) -kliling

de ronde doen(inspectie), rondgaan -kliling

rondlopen, draaien(in ‘t rond), wentelen -mubeng

rondzwerven, van huis weglopen -mblayang, blayangan

rood -abang(n), abrit(k)

roodachtig -semu abang(n), semu abrit(k)

donkerrrood -abang mateng

oranje-achtig rood -abang kapurântâ(n), abrit kapurântâ(k)

vuurrood -abang branang(n), abrit branang(k)

wijnrood -jambon

rook (stoom) -kukus

rook -kebul, beluk, kebulan

roos (bloem) -kembang mawar(n), sekar mawar(k)

roos in het haar -sindap

roosteren, opwarmen -nggarang

route -dalan(n), mergi(k)

roze -abang nom(n), abrit nèm(k)

rubber, elastiek -karèt

natuurrubber -karèt asli

synthetisch rubber -karèt gawéhan(n), karèt damelan(k)

rug -geger(n+k), pengkeran(ki)

ruggegraat -ulâ-ulâ

ruilen -ijol, ijol-ijolanan(n), lintu,lelinton,lintonan(k)

verruilen -ngijoli, di-ijoli(n), nglintoni, dipunlintoni(k)

ruim (ruimte) -jembar

ruimer maken -dijembarké, dijembarakaké, di-ambakaké

ruit -kâcâ

rumoerig -ramé gumeder

rustig (bedaard, zonder veel te bewegen) -anteng

rustig (vreedzaam) -tentrem

rustig (stem, toon) -alon

laatste rustplaats, graf -kuburan(n+k), pasaréan(ki)

rusttijd, pauze -wayah ngaso, wayah prèhi(n),

wanci ngaso, wanci prèhi(k)

rustverstoring -rerusuhan(n), reresahan(k)

ruw, ruwheid (oneffen) -kasap

ruw, ruwheid (grof, hard) -kasar

ruw, ruwheid (onbeschaafd spreken) -groboh

ruw, ruwheid (onbewerkt) -mentah

ruw, ruwheid (onstuimig) -banter

ruw, zonder zelfbeheersing -brigâ-brigi

met ruwe hand, hardhandig -mbedhagal

ruzie (hebben, maken, krijgen) -tukar padu, tukaran, grejegan

ruzie zoeken -arep grejegan(n), badhé grejegan(k)

ruziezoeker, ruziemaker -wong pijer grejegan(n), wong tukaran(n)

tiyang pijer grejegan(k), tiyang tukaran(k)

S

samen (gaan, doen) -bebarengan(n), sesarengan(k)

samen hetzelfde doen, samen gebruiken, gemeenschap hebben -nunggali(n), nunggili(k)

samen gebruiken, samen hetzelfde doen, gemeenschap hebben -nunggali(n), nunggili(k)

samen, totaal, zegge -jumblahé

samen van hetzelfde/dezelfde ...zijn/hebben -tunggal(n), tunggil(k)

samenbrengen, bijeenbrengen -nglumpukaké, diklumpukaké(n),

nglempakaken, dipunklempakaken(k)

samengaan (gepaard gaan) -jejodhoan

samengaan met (tegelijk met) -bareng karo(n), bareng kaliyan(k)

samengesteld (niet enkelvoudig) -campuran(s), camboran

samenhang -pâdhâ gegandhèngan(n), sami -(k),

pâdhâ gegayutan(n), sami -(k)

samenvatten -ngringkes, diringkes

samenvatting -ringkesan

samenvoegen -ngumpulaké(n), ngempalaken(k)

zich samenvoegen, zich aaneensluiten -kumpul(n), kempal(k)

sawahdijkje, rijstvelddijkje -galengan

kleine schaal, kom, kommetje, grote kop -mangkok

schaamdelen -kawirangan, urat

mannelijke schaamdelen -planangan(n), pajaleran(k), kalam(ki)

vrouwelijke schaamdelen -kuwadonan(n), pawèstrèn(k), badhong(ki)

schaamdoek (tussen de benen doorgehaald) -cawet, lancingan

schaamhaar -jembut

schaamlippen -lambéné kuwadonan(n), -pawèstrèn(k)

schaamspleet -telané kuwadonan(n), telané pawèstrèn(k)

schaamte, schaamtegevoel -isin

schaamteloos -ora isin(n), mboten isin(k)

schafttijd -wayah laut(n), wanci laut(k), ngaso

schat (kostbaarheden) -barang pèni-pèni

schat (liefste), m’n liefje -sayang, mas mirah

schatten (rijkdom van iemand) -râjâ-brânâ

scheenbeen -gares

scheelt niet veel -mung kakang adhi baé

schelp -omah kéyong(n), griyâ kéyong(k)

klein plat schelp -kécé

ronde schelp -kuwuk

grote zeeschelp -kimâ

schelpdier -kéyong, kéwan bangsané kéyong

schemer(licht), schemeracht -kenceng

strak (lijnrecht zonder bocht) -lenceng

strak (kleding) -methinthing

straks (toekomende) -mengko(n), mangké(k)

streven, mikken op -nuju

strijkijzer -isri

stromen (vloeistof) -mili

stroom (hier: vloeistofstroom) -ili

laten stromen -milihaké

studeerkamer -kamar kanggo sinau(n), kamar kanggé sinau(k)

studeren, leren -sinau, blajar(s)

studie: -’t leren -pasinaon

-onderzoek van -papriksan

stuit -rongkong

stuiver -sekelip, limangsèn(s)

stuk, kapot -rusak(n), risak(k)

stuk voor stuk -ijèn ijèn

sturen, zenden -ngirimi(n), ngintuni(k)

suiker -gulâ(n), gendhis(k)

suikerriet -tebu(n), rosan(k)

suikersap -banyu tebu

suikerschep -ènthong, énthong

systeem -pernatan

T

taai -alot, alod

taal -bâsâ, pengomongan

tabak -mbako(n), sâtâ(k)

tachtig (80) -wolung puluh(n), wolung dâsâ(k)

tafel -méjâ, mèjâ

tak -pang

tamelijk, nogal, in zekere mate -râdâ(n), radi(k)

tand -untu(n), waos(k), wâjâ(ki)

tandvlees -gusi

tante (jonger dan vader of moeder) -bibik(s)

tante (ouder dan vader of moeder) -siwâ(s)

te erg -kebangeten(n), kesangeten(k)

te hoog -kedhuwuren(n), kinggilen(k)

te klein -keciliken(n), kaliten(k)

te laat -kasèp

te weinig -kurang(n), kirang(k)

teen -driji sikil(n), driji suku(k), driji sampéyan(ki)

grote teen -jempol sikil(n), jempol suku(k),

jempol sampéyan(ki)

tegemoet komen -methuk

tegen 12 uur -ngarepaké jam 12(n), ngajengaken pukul 12(k)

tegengesproken, men gaat in tegen -disulayani

tegenhouden, verhinderen -ngalangi(n), mambengi(k)

tegenover -ngadepaké

met tegenzin (werken) -salah ora

tekenhaak, rechthoekig, haaks -siku

tekening, illustratie, plaat, afbeelding -gambar

situatie-tekening -gambar blabag

telegram -kabar kawat

telefoon, telefoneren -tilpun

tellen, rekenen -ngitung(n), ngètang(k)

tepel -penthil(n+k), mundri(ki)_

teruggaan -bali(n), wangsul(k), mulih(s)(n)

teruggeven -mbalèkaké(n), mangsulaken(k)

terugkeren -bali(n), wangsul(k)

terugkomen -bali(n), wangsul(k)

tevreden, is tevreden met, men berust in -trimâ

thee -wédang tèh, wèdang tèh

thermometer -ukuran panas

thuis komen, naar huis gaan -mulih(n), mantuk(k), kondur(ki)

zich thuis voelen -krasan

thuis, thuis zijn -ing ngomah, ânâ ngomah(n),

wonten griyâ(k), wonten dalem(ki)

tijd, juiste tijd voor, juiste tijd voor iets -kâlâ

tijd (van de dag) -jam

in die tijd -ing nalikâ iku(n),ing nalikâ punikâ(k)

van tijd tot tijd -kâlâ kâlâ

zulk 'n tijd -wayah méné(n), wanci mekaten(k)

tijdschrift -kâlâwarti

tien (10) -sepuluh(n), sedâsâ(k)

tijger -macan(n), simâ(k)

tikken, kloppen -nuthuk

tobbe, wasteil, bekken -tobo(s)

toch -luwih semono

toegezegd, beloofd -dijanjèkaké, dijanjèni

toegestaan -éntuk

toekomst (t.o.v. verleden) -kang durung kelakon(n),

ingkang dèrèng kelampahan(k)

in de toekomst, toekomstig (later) -ing tembé buri(n), ing tembé wingking(k)

toen, op ‘t tijdstip voor -dhèk(n), kâlâ(k), kalané

toerisme, uitgaan, uittrekken (reis, tocht) -wisâtâ, plesiran

toevallig, juist, terecht -kabeneran(n), kaleresan(k)

toevoegen -nambahi

toezicht houden op -ngawat-awati

toilet, w.c. -kakus

tonen (aan iemand) -ngeruhaké karo(n),nyumerepaken kaliyan(k)

tong -ilat(n+k), lidhah(ki)

tot, aangekomen -tekan(n), dumugi(k)

tot nu toe -nganti saiki(n), ngantos samangkèn(k)

tot ziens! -tumekâ mbésuk pethuk manèh[s](n),

demugi mbénjing kepanggih malih[s](k)

-mbésuk mugâ bisâhâ temonan menèh(n),

mbénjing mugi sagedâ pepanggihan malih(k)

totdat, zodat -nganti(n), ngantos(k)

tournee -turné, kliling

graag op tournee gaan -dhemen kliling

traag, met ‘n slakkengang, treuzelen -nglemer

traan -luh

traditie -adat-waton, wirayating jaman kunâ(n),

wirayating jaman kinâ(k)

treffen, raken, ook: mogen -kenâ(n), kènging, kénging(k)

trein -sepur

treinbaan, spoorweg, spoorbaan -dalanan sepur(n), mergèn sepur(k)

treinen, met de trein reizen -nunggang sepur(n), numpak sepur(k)

trekken (aan touw etc), meetrekken -narik

troost -panglipur

trouw (getrouwheid) -setiyâ, setiyâ-tuhu

trouw (vriendschap, standvastig) -mantep

trouw blijven -setiyâ-tuhu ora(n)/mboten(k) gingsir

te kwader trouw -apus-apusan

belofte van trouw -prasetyâ

trouwakte -layang(n)/serat(k) pratândâ kawin

trouwbreuk plegen, trouweloos zijn -cidrâ ing prajanjian

trouwdag -dinané dadi pangantèn(n),

dinten dados pangantèn(k)

trouwen -kawin(s), kawinan

in ‘t huwelijk/echt verbinden -ngawinké(s), ngawinaké, dikawinaké

in ‘t huwelijk/echt verbinden (vlg wet) -ningkahaké, ngijabaké

trouwens -satemené(n), sayektosipun(k)

trouwpartij -mantènan(s)

trouwring -ali-ali(n)/sesupé(k) tandhaning setyané

wong(n)/tiyang(k) jejodhoan

tuin, moestuin -kebon

twaalf (12) -rolas(n), kalih welas(k)

twee (2) -loro(n), kalih(k)

twee miljoen (2.000.000) -rong milyun(n), kalih milyun(k)

tweeduizend (2000) -rong èwu(n), kalih èwu(k)

tweeëntwintig (22) -rolikur(n), kalihlikur(k)

tweehonderd (200) -rong atus(n), kalih atus(k)

tweehonderdduizend (200.000) -rong atus èwu(n), kalih atus èwu(k)

twijfelen -sumelang(s)

twintig (20) -rong puluh(n), kalih dâsâ(k)

twintigduizend (20.000) -rong puluh èwu(n), kalih dâsâ èwu(k)

twist, gekibbel -tukar, tukaran, padu

U

u -sampéyan(k), panjenengan(ki)

uit -sâkâ, sângkâ(n), saking, sangking(k)

uitdiepen -njerokaké(n), nglebetaken(k)

uitgang (deur) -dalan metu(n), konten medal(k)

uitgang (weg) -dalan metu(n), mergi medal(k)

uitgebreid -gedhé(n), ageng(k), jembar

uitgelachen -digeguyu

uitgestrekt -gedhé(n), ageng(k), jembar

uitgetrokken plant -jabutan

uitglijden -keplèsèd

uitkiezen -milih

uitkijken naar, uitzien (met verlangen) -nganti-anti, ngarep-arep(s)

uitleg -kedunungan

uitlenen, lenen aan -nyilihaké(n), nyambutaken(k)

uitnodigen (om mee te gaan/te doen) -ngejak, dijak

uitnodigen (beleefd, om binnen te komen) -ngaturi, di-aturi

uitnodigen (formeel, voor feest) -ngulemi, di-ulemi

uitnodigen (verzoeken om te komen, vergadering) -nyuruhi, disuruhi(n), nyedhahi, dipunsedhahi(k)

uitnodiging -ulem, ulum

uitnodiging voor vergadering -layang suruhan(n), serat sedhahan(k)

uitspansel, hemel -langit

uitspreiden -njèrèngaké(n), njèrèngaken(k)

uitstappen, afdalen, afstappen -medhun(n), mandhap(k), tumedhak(ki)

uitstappen, van boord gaan -mudhun(n), mandhap(k)

uitgesteld -disemayani(n), dipunsemadosi(k)

uitstellen, uitstel (vragen van betaling) -semâyâ(n), semados(k)

men vraagt uitstel van/voor -disemayakaké(n), dipunsemadosaken(k)

uitsturen, opdragen -kongkon(n), kèngkèn(k)

uittrekken -mbubut, jabut

uitzaaien -nyebaraké

universiteit, hogeschool, academie -sekolahan luhur

urine -uyuh(n), toyâ(k), turas(ki)

uur (tijdstip) -jam(n), pukul(k)

uur (tijdsduur) -jam

V

vaak, vrij vaak, heel wat keren -sering

vacature -lowongan, kerjanan(s)

vader -pak, bapak, râmâ(ki)

vagina -telaning kuwadonan(n),

telaning pawèstrèn(k), turuk(s)

vakbond, verbond -sarikat, serikat

vallen -tibâ(n), dhawah(k)

vallen op (iets) -nibani(n), ndhawahi(k)

vals -cidrâ

valstrik -kâlâ-luwang, kâlâ-pracik

van -sâkâ, sângkâ(n), saking, sangking(k)

van jou -duwèkmu(n), gadhahan sampéyan(k)

van mij -duwèkku(n), gadhahan kulâ(k)

van haar, van hem -duwèké(n), gadhahanipun(k), kagunganipun(ki)

van hem, van haar -duwèké(n), gadhahanipun(k), kagunganipun(ki)

van tijd tot tijd -kâlâ kâlâ

van waar? -sâkâ ngendi?(n), saking pundi?(k)

vanavond (toekomende) -mengko bengi(n), mangké dalu(k)

vandaag -dinâ iki(n), dinten punikâ(k)

vanmiddag -mengko soré(n), mangké sonten(k)

vanmorgen -dhèk mau ésuk(n), kâlâ wau énjing(k)

vannacht, gisteravond -dhèk mau bengi(n), kâlâ wau dalu(k)

varken -babi

vast, stellig -temtu, mesthi

vast en zeker -karuwan(n), kantenan, kasumerepan(k)

vasten -pâsâ(n), siyam(k)

vastgelegd -ditemtokaké

vat, bewaarplaats, berging -wadhah

vee -râjâkâyâ

veel -akèh, okèh(n), kathah(k)

veertien (14) -patbelas(n), sekawanwelas(k)

veertig (40) -patang puluh(n), sekawan dâsâ(k)

vegen -nyapu

vegen (bezig te vegen) -nyaponi

ventilator -kitiran, pèntilator

ver -adoh(n), tebih(k)

ver van -adoh sâkâ(n), tebih saking(k)

te ver -kadohan

ver gaan, op ‘n grote afstand gaan -ngadoh(n), nebih(k)

de verantwoordelijkheid niet aandurven -ora tégâ

zich verbergen -ndelik

verblijfplaats, plaats -nggon(n), nggèn(k)

verboden -ora kenâ(n), mboten kénging(k),

dilarang(n), dipunawisi(k)

verbond, vakbond -sarekat, serikat

verbranden -ngobong(n), ngabesmi(k)

verdacht,onveilig,bang,ongerust (dat er iets gebeurd) -samar

verdelen -ngedum

iets niet kunnen verdragen -gemes

verdriet, narrigheid, zorgen (hebben) -susah

verdriet hebben, zich ongerust voelen -prihatin(n), prihatos(k)

verdrietig over iets -sedhi, sedhih

verdrinken -(mati) klelep

verdwaald -kesasar

vereniging, bijeenkomst -kumpulan(n), kempalan(k)

verfrissen, verfrissend -nyegeri

verfrissing, iets verfrissends -sesegeran

vergadering -parepatan, begandring

vergeleken bij -tinimbang

vergeten -kelalèn(n),kesupèn(k),kelimengan(ki)

vergeten -lali(n), supé(k)

vergeven, vergeving/vergiffenis schenken -ngapurâ(n), ngapunten(k)

vergevingsgezind -jembarsegarané

vergeving -pangapurâ(n), pangapunten(k)

vergezellen (meegaan met) -ngancani, mèlu(n), tumut(k), ndhèrèk(ki)

vergezellen (begeleiden, wegbrengen) -ngeteraké

vergiet, filter -saringan

vergif -racun (chemisch toebereid), wisâ (natuurlijk)

vergiffenis, vergeving -pangapurâ(n), panganpunten(k)

vergiftigen (met vergif doden) -ngracun

dood door vergiftiging -mati klebon racun(n), pejah klebetan racun(k)

vergissen, zich vergissen -klèru(n), klèntu(k)

zich vergissen (‘t een voor de ander aanzien) -salah surup, salah pandeleng(n), salah paningal(k)

zich vergissen in (berekening, fout) -luput(n), lepat(k)

zich in de weg vergissen, verdwaald -kesasar

vergroten -nggedhèkaké(n), ngagengaken(k)

verhaal, ‘n verhaal vertellen -caritâ, critâ(n), cariyos(k)

verhemelte -cethak

verheven -luhur

verhinderen, tegenhouden -ngalangi(n), mambengi(k)

verhoogd worden -diunggahaké(n), dipun inggahaken(k)

verhuizen -ngalih(n), pindhah(k)

verhuren -nyéwakaké(n), nyéwakaken(k)

verkeerd, schuldig, schuld hebben -salah(n), salab, salap(k)

verkeerd (averechts) -klèru(n), klèntu(k)

verkeerd (fout) -luput(n), lepat(k)

verkeerd (onjuist, slecht) -ora bener(n), mboten leres(k)

verkeerd begrijpen, -verstaan -salah-tâmpâ(n), salah-tampi(k)

verkeerde behandeling, mislukt -salah kedadèn(n), salah kedadosan(k)

verkeerd terecht (ge)komen -keblesuk, keblasuk

verkeerd gaan, de verkeerde weg opgaan -kesasar, klèru(n), klèntu(k)

iets verkeerd doen, misgrijpen -salah gawé(n), salah damel(k)

verklaring -kedunungan

verkleden -nyalini(n), nyantuni(k)

zich verkleden -salin(s), dandan

verkopen -adol(n), sadé(k)

verkoper (tussenhandelaar) -bakul(s)

verkouden -lârâ watuk

verlangen -péngin, kepéngin

verlaten, leeg -sepi(n), sepen(k)

verleiding -panggodhâ

in verleiding brengen -nggodhâ-rencânâ

verliefd, gek op -kédanan

verliefd worden op, zich aangetrokken voelen door -kepéncut

verliezen, kwijtraken -kélangan(n), kécalan(k)

verliezen (door dood, overlijden) -ditinggal(n), dipuntilar(k)

verliezen (verloren laten gaan) -ngilangaké(n), ngicalaken(k)

verliezen (‘n strefgeval hebben) -kesripahan

‘t verliezen (spel, strijd, proces) -kalah

‘t leven verliezen -mati(n), pejah(k), sédâ(ki)

verliezer -kang kalah(n), ingkang kawon(k)

verlof vragen (om heen te gaan, na bezoek) -pamit, nyuwun pamit

verloofd -dipacangaké

verloofde, verloofd zijn met -pacangan

verloven -macangaké

verloving -dadi pacangané(n), dados pacangané(k)

vermengen, vervalsen, bezoedelen -nyampuri

verminderen, verlagen -nyudani

vernielen, beschadigen, verstoren -ngrusak(n), ngrisak(k)

vernietigen (wegdoen, doen verdwijnen) -ngilangi(n), ngicali(k)

vernietigen (heerschappij, breken) -mecah, dipecah

vernietigen (verdelgen) -nyirnakaké, disirnakaké

vernietiging (verdelging) -kasirnan

vernuft, vindingrijk -gunâ

veroordeeld -dihukum

veroorzaken, benoemen tot -ndadèkaké(n), ndadosaken(k)

verontgelukt -ketiwasan

verontschuldigen (verschoning vragen voor) -nyuwunaké pangapurâ karo(n),

nyuwunaké pangapunten kaliyan(k)

verontschuldigingen aanbieden -nyuwun pangapurâ(n)/pangapunten(k)

zich verontschuldigen (verlof vragen om) -nyuwun pamit

verraad -cidrâ

verrader -kang laku cidrâ(n), ingkang lampah cidrâ(k)

verrast, geschrokken -kagèt

onaangenaam verrast -getun

vertrekken (als groep tegelijk) -budhal(n), bidhal(k)

vertrekken (weggaan) -lungâ(n), késah(k), tindak(ki)

vertrouwen, geloven -percâyâ(n), pitados, percanten(k)

verstand -akal

verschijnen (te voorschijn komen) -ngaton(n), ngetingal(k)

verschijnen (voor een hogere) -sowan ing ngarsané

verschijnen (uitkomen, boek) -metu(n), medal(k)

verschijnen (opkomen, iets nieuws) -thukul

verschijnen (komen) -tekâ(n), dhateng(k)

verschijnen voor 'n meerdere -sébâ(n+k), sowan(ki)

verschil (onderscheid) -bedâ

verschil (hoeveelheid) -kacèk(n), kaot(k)

verschil maken tussen -mbédahaké karo(n)/ kaliyan(k)

met dit verschil dat -bédané(n), bédanipun(k)

verschil van mening -pasulayan

verschil van mening hebben -pâdhâ sulayan(n), sami sulayan(k)

verschillend (onderling) -bédâ-bédâ mungguh(n)/menggah(k) ing

verschillend, afzonderlijk, uitzondering -séjé(n), sanès(k)

verspreid liggen -mawur

verstaan -dunung(s), ngert(n), ngertos(k)

verstoppen, schuilen, zich verbergen -ndhelik

verstoppertje spelen -dhelikan

verstopt, wordt verstopt -didhelikaké

verstopt, verstopt geraakt -buntet, bumpet, sumpet, dhedhel

verstoren, vernielen, beschadigen -ngrusak(n), ngrisak(k)

versturen, verzenden -ngirimaké(n), ngintunaken(k)

verte, in de verte (daar) -adoh kono(n), tebih ngrikâ(k)

uit de verte (gezien) -sângkâ ing kadohan(n), saking katebihan(k)

vertellen (mededelen over,van) -kândâ(n), criyos(k), ngendikâ(ki)

vertellen (iets aan iemand vertellen) -ngandani(n), nyriyosi(k)

vertellen (verhaal) -nyritakaké(n), nyriosaken(k)

zo maar iets vertellen (leugenpraatjes) -nggedebus

sprookjes/verhalen vertellen -ndongèng

naar men vertelt, men zegt -jaréné(n), criyosipun(k)

vertelling, vertelsel -caritan(n), cariyosan(k)

vertrek (kamer) -kamar

vertrek (afreis) -pangkat

vertrekken (op reis) -mangkat

vertrekken (‘n groep tegelijk) -budhal(n), bidhal(k)

vertrekken (weggaan) -lungâ(n), késah(k), tindak(ki)

vervolgen(dief), achtervolgen(eis, opdracht) -ngoyak-oyak

vervolgen (weer opvatten, gesprek) -nyambungi(n), nyambeti(k)

vervolgen (voortzetten) -mbanjuraké(n), nglajengaken(k)

vervolgens, daarna -banjur(n), lajeng(k)

vervolger -(ing)kang ngoyak-oyak

vervolging (vijandschap tegen) -memungsuhan(n), memengsahan(k)

verwachten (hopen op) -ngarep-arep(n), ngajeng-ajeng(k)

verwachten (verlangen uitzien naar) -nganti-anti(n), ngantos-antos(k)

verwachten (rekenen op) -njagakaké(n), njagèkaken(k)

verwachting, hoop -pangarep-arep(n), pangajeng-ajeng(k)

verwijten, iemand verwijten, niet geloven -maido(n), maiben(k)

verwisselen, overschrijven -nyalin(n), nyantun(k)

verzadigd, bekomst, genoeg hebben -wareg(n), tuwuk(k)

verzamelen -ngumpulaké(n), ngempalaken(k)

verzenden, versturen -ngirimaké(n), ngintunaken(k)

verzoeken (vragen om iets) -njaluk(n), nedhâ(k), nyuwun(ki)

verzoeken (beleefd, vriendelijk) -nembung

verzoeken (voorstellen iets te doen) -ngaturi

verzoeken (trachten te verleiden) -nggodhâ-rencânâ

ik verzoek U, U wordt verzocht -panjenengan dipunaturi

verzoeking -panggodhâ-rencânâ

verzorgen, oppassen -ngopèni, ngrumati

vet -gajih

via -liwat

vijand (tegenstander) -mungsuh

vier (4) -papat(n), sekawan(k)

viersprong -prapatan

vijf (5) -limâ(n), gangsal(k)

vijfentwintig -selawé(n), selangkung(k)

vijftien (15) -limâlas(n), gangsalwelas(k)

vijftig (50) -sèket

vijftig cent -setengah

vijver (kom, poel) -blumbang

vijver (vijvertje om te baden) -bèji

vijver (natuurlijke waterkom) -sendhang

vijver (meer) -telâgâ

gegraven vijver -segaran, segârâ-yâsâ

vinden (na zoeken, bedenken, uitvinden) -nemu(n), manggih(k)

vinden (krijgen, verwerven) -olèh(n), angsal(k)

vinden (aantreffen, ontmoeten) -ketemu karo(n), kepanggih kaliyan(k)

iets vinden voor iemand -nemokké(s)

vinger -driji

middenvinger -panunggul

ringvinger -driji manis

wijsvinger -panuduh(n), panedah(k)

vindingrijk, vernuft -gunâ

vingerafdruk -cap dumuk

vis -iwak(n), ulam(k)

vissen (hengelen) -mancing

vlag, Europese vlag -gendérâ

vlak, gelijk, effen -papak

vlam -urub

vlees -daging

vleien -ngonggrong-onggrong

vleiend, vleierig spreken tot -ngasih-asih

vleierij -pangonggrong

vliegen -mabur

vliegen (vogel, insekt) -miber

vliegen (snel rijden, varen) -rikat-rikat

vlieger (speelgoed) -layangan

vliegtuig -montor mabur, palwâ udârâ, kapal mabur(s)

vliegtuigbestuurder, piloot -juru nyetir montor mabur

vlijtig -petel

vlo, luis -tumâ(n+k), itik(ki)

vloer -pelur, jogan(s)

vloerkleed -lèmèk jogan

vlug (spoedig ergens komen, gauw) -gelis

vlug (snel) -rikat

vlug (paard, auto, snelheid) -banter

te vlug -gegelisen

vochtig -teles

voedsel -panganan(n), tedhâ, tetedhan(k)

voelen -rasané(n), raosipun(k)

voelen (‘n gevoel in zich waarnemen) -ngrasakaké(n), ngraosaken(k)

voelen (tasten in zak) -ngrogoh

voelen (zich bewust zijn van) -rumângsâ(n), rumaos(k)

voertuig -tunggangan(n), tumpakan(k), titihan(ki)

voet, been -sikil(n), suku(k), sampéyan(ki)

voetzool -tlapakan, dlamakan

vogel -manuk(n), peksi(k)

vol -kebak

voldoende -cukup(n), sampé(s)(n), cekap(k)

juist voldoende -sedheng

volgend, volgende -ngarep(n), ngajeng(k)

‘t volgende -kang kâyâ mengkéné(n), ingkang kados makaten(k)

volgens -manut

(de) volgende maand -sasi ngarep iki(n), wulan ngajeng punikâ(k)

volgend jaar -taun ngarep(n), taun ingkang badhé dhateng(k)

volledig, voltallig -genep(n), jangkep(k)

(het) vorig jaar -taun kapungkur(n), taun kapengker(k)

voor -ing ngarep(n), ing ngajeng(k)

voor en achter -ngarep-mburi(n), ngajeng-wingking(k)

vooraan -ingarep(n), ingajeng(k), ingarsâ(ki)

vooral -âpâ manèh(n), punâpâ malih(k)

vooravond, namiddag -soré(n), sonten(k)

voorbeeld -tulâdhâ, conto

voorbeeldeloos, enig -ora ânâ kakangé, ora ânâ adhiné

voordat -sadurungé(n), sadèrèngipun(k)

voordeel (nut) -paédah

voordeel (winst) -bathi

voordelig (handel) -ngasili

voordelig (goedkoop) -murah(n), mirah(k)

voordelig (goed resultaat opleveren) -pakolèh(n), pikantuk(k)

voordeur -lawang ngarep(n), konten ngajeng(k)

voordien -biyèn(n), rumiyin(k)

voorerf -latar

voorhoofd -bathuk(n+k), palarapan(ki)

voorhuis, voorkant -ngarepan(n), ngajengan(k)

voorin, voorop -ingarep(n), ingajeng(k)

voorkamer -kamar ngarep(n), kamar ngajeng(k)

voorman, leider -pengarep, pangarep(n), pangajeng(k)

‘s voormiddag, overdag -awan(n), siyang(k)

vooropgaan -ndhisiki(n), ngrumiyini(k)

voorspoed, voorspoedig, geluk -bagyâ

voorspoedig leven, gelukkig leven -urip bagyâ

voortaan -ing tembé

voortdurend, zonder ophoudend -ora wis-wis

vooruitgaan, vooruitkomen -maju(n), majeng(k)

vooruitgaan (voor iemand uitlopen) -ndhisiki(n), ngrumiyini(k)

vooruit doen gaan -ngajokaké(n), ngajengaken(k)

vooruitgang -kamajuan, kemajuhan(n), kamajengan(k)

voorzitter -pangarsâ, ketua

vorige week -minggu sing kepungkur(n),

minggu ingkang kapengker(k)

vork (bestek) -séndhok porok, sèndhok porok, garpu

vraag -pitakon(n), pitakèn(k)

vragen -nembung

vragen naar -takon(n), takèn(k)

vragen om -njaluk(n), nyuwun(k), mundut(ki)

vriend(s), makker -kâncâ, mitrâ

bevriend met, bekend met -kenal

vrijdag -dinâ Jemuwah(n), dinten Jemunten(k)

vroeger -mbiyèn(s),dhèk biyèn(n), kâlâ rumiyin(k)

vrolijk -bungah-bungah(n), bingah-bingah(k)

vrolijkheid -geguyon(n), gegujengan(k)

vrouw -wong wadon\wédok(n), tiyang èstri(k)

vrouwelijk -wadon, wédok, wèdok(n), èstri(k)

vrouwelijk geslachtsorgaan -kuwadonan(n),pawèstrèn(k), badhong(ki)

vrucht -woh

vruchten dragen -awoh

vruchtbaar -loh

vuil, vuilnis (zelfstandig n.m.w.) -rereged

vuil (bijvoeglijk n.m.w.) -reged, reget

vuilmaken -ngregedi, ngregeti

vullen -ngisèni

vuur -geni(n), latu(k)

vuurpot -anglo, angklo

W

waaier -tipas

waar? -ing ngendi?(n), ing pundi?(k)

waar, (in) waarheid, eigenlijk -èstu, saèstu

waarde (prijs) -regâ(n), regi(k)

waarde (in geld) -pangaji(n), pangaos(k)

waarde (innerlijk, cultuur, zedelijk) -aji(n), aos(k)

waarheen? -menyang ngendi?(n), dhateng pundi?(k)

naar waarheid, oprecht (gemeend), innerlijk -batin(n), batos(k)

waarom? -généyâ?(n), punâpâhâ(k), kénging punâpâ(s)(k)

wachten op -ngentèni(n), ngentosi(k)

wan -tampah

wand (huiswand van bamboevlechtwerk) -gedhèg

wand (muur van steen) -tèmbok

wand (planken huiswand) -gedhèg(s), gebyog

wandelstok -teken

wang -pipi(n+k), pangarasan(ki)

wanneer (verleden) -dhèk âpâ(n), kâlâ punâpâ(k)

wanneer (toekomende) -bésuk âpâ(n), bénjing punâpâ(k)

wanneer (algemeen) -kapan

want, omdat -awit(n), amargi(k)

wapen -gaman, gegaman(n), damal, dedamel(k)

warboel, overal heen geraakt -morat-marit

warm -panas, anget

niet warm, koud -adem

drukkend warm, drukkend heet, hitte -sumuk

warme drank -wédang

wasgoed -kumbahan

waskom -baskom(s)

wassen, douchen, onder de douche -adus(n+k), siram(ki)

wassen (kleren) -ngumbah

wasteil, tobbe, bekken -tobo(s)

wat? -âpâ?(n), punâpâ?(k)

water -banyu(n), toyâ(k)

water (voor het handen wassen) -banyu wisuan(s)

water halen (afstand afleggen) -ngansu(s)

onder water gezet (irrigatie) -dileb, dilebi

in het water gevallen -kecemplung

waterlelie -kembang teraté

waterschep -siwur

w.c., toilet -kakus

weduwe -rândâ

week -minggu

volgende week -minggu ngarep(n)/ngajeng(k)

mooi weer -dinâ apik(n), dinten saé(k)

weer, nog eens -manèh(n), malih(k)

k weet het niet -embuh(n), kilap(k)

wees zo goed ,alstublief,alsjeblief -mânggâ, sumânggâ

weg -dalan(n), margi(k), mergi(k)

wegbrengen, begeleiden -ngeteraké(n), ngeteraken(k)

wegen -nimbang

weggaan -lungâ(n), késah(k), tindak(ki)

weggeslagen -dhadhal

weggooien -mbuwang(n), mbujal(k)

van huis weglopen, rondzwerven -mblayang, blayangan

weinig -sethithik(n), sekedhik(k)

in water weken -kum

wekker -jam bèker

wel eens -wis tau(n), sampun naté(k), sok

welk(e)? -endi?(n), pundi?(k)

welkom! -slamet dhateng(n+k), sugeng rawuh(ki)

welvaart, welvaren -kawilujengan(k), kaslametan(n)

z. wenden naar,tot doel hebben,mikken op -nuju

wenen -nangis

wenen over -nangisi

wengbrauw -alis(n+k), imbâ(ki)

wensen -péngin

wentelen, draaien(in ‘t rond), rondlopen -mubeng

wereld -alam donyâ, donyâ

werk -kerjanan(s), pagawéan(n), padamelan(k)

aan hetzelfde werk werken - nunggal gawé(n), nunggil damel(k)

werkkamer -kamar kanggo kerjâ(n), kamar kanggé damelan(k)

werkelijk waar -temenan(n), saèstu(k), yektosan(k)

werkeloos, zonder werk zijn -nganggur

werken -kerjâ(s), nyambut gawé(n), nyambut damel(k)

met tegenzin (werken) -salah ora

werkwoord -tembung kriyâ

wervelwind -lisus

westelijk, in westelijke richting -ngulon

westen -kulon

weten (hoe iets is, kennen door ervaring) -weruh(n), sumerep(k), priksâ(ki)

weten (op de hoogte zijn, kennis hebben, begrip hebben) -ngerti(n), ngertos(k)

te weten (namelijk) -iyâ iku(n), inggih punikâ(k)

niet weten -ora ngerti(s), kurang(n)/kirang(k) terang

ik weet ‘t niet! hoe kan ik ‘t weten! -embuh(n), kilap(k)

je weet wel! -anu

wetenschap, studie, kunde -ngèlmu

wetenschap (iemands kennis omtrent iets) -sesurupan(n), seserepan(k)

wetenschappelijk (volgens de wetenschap) -manut watoning kasarjanan

van wetenschappelijk belang/betekenis -wigati tumrap ing pârâ sarjânâ(n),

wigatos tumrap ing pârâ sarjânâ(k)

wetenschappelijkheid -kasarjanan

wie? -sâpâ?(n), sinten?(k)

wieden -mbabad

wijsvinger -panuduh(n), panedah(k)

wimper -idep

winkel -toko, setur(s)

wij, we -aku kabèh(n), kulâ sedâyâ(k), kitâ(k),

aku pâdhâ(n), kulâ sami(k)

awahé dhéwé(s)

wijd, breed, ruim -âmbâ(n), wiyar(k)

wijlen -jenaté(n+k), swargi(ki)

wijs (inzicht) -wicaksânâ

wijsheid -kawicaksanan

wijze (wijs man) -wong wicaksânâ(n), tiyang wicaksânâ(k)

wijze , op de wijze van(manier) -cârâ

willen (wel willen doen) -gelem(n), purun(k), karsâ(ki)

willen (zullen gaan doen) -arep(n), badhé(k)

wind -angin

winst (handel) -bathi

winst (spel) -kamenangan

winst (opbrengst van) -hasil, hasilé

wisselen -tukar, ngijoli

wit -putih(n), pethak(k)

woensdag -dinâ Rebo(n), dinten Rebo(k)

n huidwondje hebben -korèngen

wonen, woonachtig (verblijf in de bijv. stad) -manggon ânâ ing(n),manggèn wonten ing(k)

wonen (in huis, bewonen) -ngenggoni(n), ngenggèni(k)

wonen bij iemand, inwonen -mondhok ânâ ngomahé(n)...,

mondhok wonten ing griyanipun(k)...

woning (huis) -omah(n), griyâ(n), dalem(ki)

woonkamer, zitkamer -kamar kanggo jagongan(n)(s),

kamar kanggé lenggahan(k)(s),

kamar kanggo padinan(n),

kamar kanggé padintenan(k)

woonplaats, woonstede -padunungan

woonwijk (javaans) -kampung

woord -tembung

woorden (die men uitspreekt) -clathu(n), wicanten(k), ngendikâ, pangandikâ(ki)

woorden (wat iemand meedeelt,mededelen) -kândhâ(n), cariyos(k)

woordparen -tembung kembaran

worden -dadi(n), dados(k)

wortel -oyod

woud, bos -alas(n), wânâ(k)

wratje -kutil

X

IJ

Z

zaak, kwestie -prekârâ(n), prekawis(k)

zaaien, bezaaien -nyebari, nyawuri

zaaigoed -bibit, winih

zacht (geluid) -lirih

zacht (aanvoelen) -alus

zacht (gemakkelijk in te drukken) -empuk

zachtaardig, zachtzinnig -budu alus, pâlâmartâ

met zachtheid te werk gaan, voorzichtig -tanduké alus

met zachtheid behandelen (ontzien) -ngéman-éman

zachtjes (geluid, aanraking) -lirih

zachtjes (niet snel,lopen,spreken, bedaard) -alon

zadel -lapak

zadelen, een zadel leggen -nglapaki

zaden -wiji

zaden uitleggen -ndhedher

zagen -nggraji

zaklantaarn -lampu senthér, lampu senthir

zandwoestijn -segârâ wedhi

zaterdag -dinâ Setu(n), dinten Setu(k)

zaterdagavond -malem minggu, setu mbengi(n), setu ndalu(k)

ze, zij (enkelvoud) -dhèwèké(n), piyambakipun(k)

ze, zij (meervoud) -dhèwèké pâdhâ(n), piyambakipun sami(k)

zeden en gewoonten - tâtâ-cârâ

zee -segârâ(n), seganten(k)

zeep -sabun

hij zegt -kandhané(n), ceriosipun(k)

men zegt -jaréné(n), ceriosipun(k)

zeggen (tot een meerdere) -matur

zegswijze, spreekwoord -paribâsâ, paribasan

tot ‘n zegswijze gemaakt -diparibasakaké

men zegt immers (terecht in dit geval) -paribasané

zeker, zeker weten, duidelijk -ora samar

zelden -arang(n), awis(k)

zelf, eigen, alleen -dhéwé(n), piyambak(k)

zelfstandig naamwoord -tembung aran

zenden, sturen -ngirimi(n), ngintuni(k)

zenuw -urat, sarap

zes (6) -nenem

zestien (16) -nembelas

zestig (60) -sewidak

zeven (7) -pitu

zeventien (17) -pitulas

zeventig (70) -pitung puluh(n), pitung dâsâ(k)

zich branden -keslomod

zich het hoofd stoten -kebentus

zich herinneren -éling(n), ènget, émut(k)

zich manifesteren -ngaton(n), ngetingal(k)

zich ongerust voelen, verdriet hebben -prihatin(n), prihatos(k)

zich er niets van aantrekken -ora ngrèwès(n), mboten ngrèwès(k)

zich prettig voelen,aangenaam,gemakkelijk -kepénak(n), sekécâ(k)

zich te slapen leggen -mapan turu(n), mapan tilem(k)

zich zelf, hij -awahé dhéwé(n), piyambakipun piyambak(k)

zichtbaar, te zien -katon(n), ketingal(k)

ziek (zijn) -lârâ(n), sakit(k), gerah(ki)

ziekte -lelârâ

mijn ziel en mijn leven (tot geliefde) -jiwatmâ

zien -weruh(n), sumerep(k), uningâ(ki)

te zien, zichtbaar -katon(n), ketingal(k)

tot ziens! -tumekâ mbésuk pethuk manèh[s](n),

demugi mbénjing kepanggih malih[s](k)

-mbésuk mugâ bisâhâ temonan menèh(n),

mbénjing mugi sagedâ pepanggihan malih(k)

het ziet er naar uit -rupané(n), rupinipun(k)

zij, ze (enkelvoud) -dhèwèké(n), piyambakipun(k)

zij, ze (meervoud) -dhèwèké pâdhâ(n), piyambakipun sami(k)

zijn -ènèng(s), ânâ(n), wonten(k)

zijn (bezittelijke vnw) --é(n), -ipun(k)

zingen -urâ-urâ (Javaanse liedjes),

nguran-urani, di-uran-urani (liedje, voor kind etc.),

sindhèn (bij gamelan),

nembang (gedicht, zonder gamelan),

nggurit (eenvoudig gerijmd liedje),

ngidung (ouderwets),

ngocèh (vogel),

krengseng-krengseng (water)

zitten -lungguh(n), njagong(s)(n), lenggah(k)

pinarak(ki)

zitbankje, krukje -dhingklik

zitkamer/woonkamer -kamar kanggo jagongan(n)(s),

kamar kanggé lenggahan(k)(s),

kamar kanggo padinan(n),

kamar kanggé padintenan(k)

zitplaats -palinggihan(n), palenggahan(k)

zo, aldus, zulk, dergelijk -kâyâ mengkéné, mengkono, ngéné, ngono(n),

kados makaten(k)

zo even -dhèk mau(n), kâlâ wau(k)

zoals, alsof -kâyâ déné(n), kados déné(k)

zodat, totdat -nganti(n), ngantos(k)

zoeken -golèk(n), pados(k)

zoet (smaak) -legi

zoet (aangenaam) -kepénak(n), sekécâ(k)

zoetachtig, zoetig -semu legi

zondag -dinâ Minggu(n), dinten Minggu(Ahad)(k)

zon -srengéngé, suryâ

zondag -dinâ(n)/dinten(k) minggu/ngahad

zonde -dosâ

‘t is zonde, jammer -éman-éman

zonder -tanpâ, ora nganggo(n), mboten mawi(k)

geheel zonder -babar pisan tanpâ

zonder werk zijn, werkeloos -nganggur

zonnebloem -kembang srengéngé

zonnestraal -soroting srengéngé

zoon -anak lanang(n), anak jaler(k), putrâ kakung(ki)

zorgen (hebben), narrigheid, verdriet -susah

zorg veroorzaken, problemen doen ontstaan -njalari susah

zoutwater -banyu asin(n), toyâ asin(k)

zuigeling -bayi

zullen -bakal(n), badhé(k)

zullen, om te -arep(n), ajeng(k), karsâ(ki)

zulk, aldus, zo, dergelijk -kâyâ mengkéné, mengkono, ngéné,

ngono(n), kados makaten(k)

zus (oudere zus) -yu(s), mbakyu

zus (jongere zus) -adik(s), adhi

oudere zus -kang bok

eigen zuster of broeder -sedulur tunggal kringkel, sedulur tunggal welad

zuur -kecut

tafelzuur -acar

zuurdeeg, zuurdesem -ragi

zuurzak (vrucht) -nângkâ sabrang, sirsak

zwaar, bezwaarlijk, belangrijk -abot(n), awrat(k)

te zwaar -kaboten(n), kawraten(k)

zwaarder makend -ngabot-ngaboti(s)

zwaarte, gewicht -bobotan(n), awratan(k)

zwager, zwagerin -ipé

zwak, zwakheid (lichaam, bouwsel) -ringkih

zwak (van nature zonder veel weerstandsvermogen) -apes

zwanger -meteng(n), wawrat(k), mbobot(ki)

zwart -ireng(n), cemeng(k)

zwartachtig -semu ireng(n), semu cemeng(k)

pikzwart -jliteng, njanges

zwart puistje, moedervlekje -andheng-andheng, toh

zwavel -welirang

zweer -korèng

zwemmen -nglangi

zwijn (hier: wild zwijn) -cèlèng(n), andhapan(k)

ig, schemerig -remeng-remeng

schemering -repet-repet

schildpad (landschildpad) -kurâ

schip -kapal laut, boto(s)

schijnsel, straal -sorot

schijt, poep -tai(n), tijâ(k)

schoffelen -ndhangir

schommel, schommelwieg, schommelen -bandulan

school -sekolan, sekolahan

hogeschool, academie, universiteit -sekolahan luhur

kleuterschool, fröbelschool -sekolahan prèbel

school (onderwijs) -sekolah

naar school gaan -sekolah(n), sekonten(k)

onderwijs laten volgen -disekolahaké

schoon, schoon opgemaakt, rein -resik

netjes, zindelijk -resikan

schoongemaakt -diresiki

schoonmaak houden, opruimen, reinigen -reresik, resik-resik

schop, spade -lempag, sekop, sérok, sorok, sérokan

schorpioen -kâlâ jengking

schoteltje (bij kopje) -lèpèk, lèpèkan

schouder -pundhak(n+k), pamidhangan(ki)

schouderblad -énthong-énthong, walikat, wlikat

schrapen -korok, kerok(s)

schrijftafel -méjâ kanggo nulis(n), méjâ kanggé nyerat(k)

schijnwerper -diyan sorot(n), dilah sorot(k)

schrijven -nulis(n), nyerat(k)

schrijven t.b.v. een ander -nulisaké(n), nyerataken(k)

een brief schrijven, per brief bericht sturen -nglayangi(n), nyerati(k)

schrikken, geschrokken, verrassen, verrast -kagèt

schuilen, verstoppen, zich verbergen -ndelik

schuldig, schuld hebben, verkeerd -salah(n), salab, salap(k)

schurk, deugniet, booswicht -bangsat

schutting, heg, heining -pager

secretaris -panitrâ

sekonde -sekon

September -Sèptember

sigaret -rokok

sigaret etc. roken -ngrokok, rokokan

sikkel, grasmes -arit

situatie-tekening -gambar blabag

slaan, stukslaan, op iemands hoofd slaan -kepruk

slaap (lichaamsdeel) -pilingan

slaapkamer -kamar pituron(n),senthong, kamar patileman(k),

kamar pasaréan(ki)

slager -jagal

slagregen,stortregen,hevige regenbui -udan deres(n), jawah deres(k)

slak (huisjesslak) -sompil, kéyong

met een slakkengang, treuzelen -nglemer

slametan geven -duwé gawé(n), gadhah damel(k)

slang -ulâ(n), sawer(k)

slap -lemes

slapen -turu(n), tilem(k), saré(ki)

slaperig worden -ngantuk

zich te slapen leggen -mapan turu(n), mapan tilem(k)

te slapen leggen -nurokaké(n), nilemaken(k)

slecht -èlèk(s), âlâ(n), awon(k)

slechts -mung(n), namung(k)

slechts, maar -waé, baé(n), kémawon(k)

sleutel, deurslot -kunci

op slot, gesloten -dikunci

slim, knap, geleerd, handig -pinter

slijm (uit de borst) -riyak(n+k), jlâgrâ(ki)

(vies) slijm/vocht uit mond,bek,puist,zweer -ilu

sloot, goot -kalèn, selokan, parit

op slot, gesloten -dikunci

sluiten -nutup

smaak -râsâ(n), raos(k)

het smaakt naar -rasané

smal, nauw -ciyut

smederij -besalèn

smeervet -gemuk

smeren, oliën -nglengani(n), nglisahi(k)

snel, vlug, spoedig -gelis, gelisan(n), énggal(k)

snel, vlug, hard (snelheid) -banter

te snel -gegelisen

snoepen -jajan

snor -bréngos(n+k), rawis(ki)

snot -umbel(n+k), gadhing(ki)

opgedroogde snot -upil

soms -terkadhang

van dezelfde soort, van dezelfde groep -tunggalé(n), tanggilipun(k)

sorteren -milihi

spaarpot -cèlèngan

spade, schop -lempag, sekop, sérok, sorok, sérokan

sparen -nyèlèngi

speeksel -idu(n+k), gecoh(ki)

speeltuin -taman permainan

spelen -dolanan

spelling -sepèlan, éjakan

spiegel -kâcâ

in de spiegel kijken -ngilon(s), ngilo

spier, pees -otot

spier verrekt -salah urat

spijt hebben -getun(s)

spin (huisspin) -kâlâmânggâ(s), kemânggâ

spinneweb -jaring kâlâmânggâ(s), jaring kemânggâ

spinrag -sawang kâlâmânggâ(s), sawang kemânggâ

spoedig, vlug (ergens komen, iets worden) -gelis, gelisan

spoorbaan, spoorweg, treinbaan -dalanan sepur(n), mergèn sepur(k)

spoorboekje -buku panuntun lakuning sepur-sepur(n),

buku panuntun lampahing sepur-sepur(k)

spoorbrug -kreteg sepur

spoorkaartje -karcis sepur

spoorloos verdwenen -ilang tanpâ lari(n), icâ tanpâ lari(k)

spoortrein, trein -krétâ sepur

spoorweg, spoorbaan, treinbaan -dalanan sepur(n), mergèn sepur(k)

sporadisch, zeldzaam -arang-arang(n), awis-awis(k)

spreekwoord, zegswijze -paribâsâ, paribasan

men zegt immers (terecht in dit geval) -paribasané

spreken -celathu(n), wicanten(k)

spreken -ngomong(n), ngandikâ(k)

sprei -lèmèk kasur, seprè

staande lamp -lampu dhudhuk

staartbeen -silit kodhok

stad -kuthâ(n), kithâ(k), setat(s)

staken, ophouden -mogok

stal, hok -kandhang

stam -pokok

stapel -tumpukan, stapelan

starten, beginnen, te beginnen met -molai(n), mélai(k)

steen -watu(n), sélâ(k)

stellig, vast -temtu, mesthi

stempelen, merken -ngecap

ster, sterrenbeeld -lintang

sterrenkunde -palintangan

sterk -rosâ

stiefkind -anak kwalon, anak kuwalon

stichting -yayasan

stichting (voor liefdadigheidsdoelen) -dermâ

stijf, onbuigzaam -kaku(n), kaken(k)

stijf, boos en ongeduldig worden om iets -kakon atèn(n), kakenan manah(k)

stil, eenzaam -sepi

stil zijn -meneng

stilhouden, stilstaan, ophouden -lèrèn(n), mandheg(n), kèndel(k)

stilstaan, ophouden, stilhouden -lèrèn(n), mandheg(n), kèndel(k)

stilte, in stilte -eneng, meneng

stoel -krosi

stoer, flink -gagah

stof, grondstof (kleding, gordijn etc.) -bakal

stoom, rook -kukus

over de rand stromen -lubèr

stoppen -mandheg(n), lèrèn(n), kèndel(k)

stoppen (hier: laten stoppen) -nglèrènaké(n), ngèndelaken(k)

stortregen,slagregen,hevige regenbui -udan deres(n), jawah deres(k)

straat -dalan(n), margi(k), mergi(k)

strak (touw, gespannen)

 

 

'

Heeft u een vraag of opmerking?